Eindelijk weer echt onderweg,

Uzbekistan, Turkmenistan, Iran en Pakistan.

We hadden 's avonds de Iranese reisagent niet meer kunnen bereiken, dus zonder nieuwe nummers moesten we op onze laatste dag in Tashkent weer naar de Iranese ambassade. Eerst ontruimden we ons appartement, want om tien uur moesten we de sleutel weer inleveren. Om tien uur kwam de huisbaas met zijn zoon, alles was in orde, we hadden alles nog netjes gestofzuigd en gezeemd, dus we konden vertrekken. Op naar de ambassade. We parkeerden de jeeps voor de ambassade en gingen weer naar het loket. Eerst begon de man in het hokje nog te zeuren dat we het nummer moesten geven, maar ik zei dat ik het wel vreemd vond, dat vorige week de mail met het nummer die wij hadden niet belangrijk was, alleen ter informatie voor ons, nu opeens wel belangrijk was. Daar had hij niet van terug en hij ging kijken of de papieren nu in orde waren. Na een kwartiertje ging het loket weer open en vertelde hij met een triomfantelijk gezicht dat het in orde was en dat de visa 70 dollar, plus 15 dollar snelle behandelingskosten (?????) dus 85 dollar per stuk gingen kosten. We leverden onze paspoorten en aanvraagformulieren in en 200 dollar, en hij ging ermee naar achteren. Na een poosje kwam hij terug en zei  hij dat de visa vrijdag klaar zouden zijn. Ik zei dat hij dan de paspoorten wel weer terug kon geven, omdat dat te laat was. Hij vroeg wanneer we dan de visa wilden hebben, waarop wij zeiden dat we dezelfde dag moesten vertrekken, zodra we de visa hadden. Hij deed zijn loketje weer dicht en ging weer de ambassade in. We dachten eigenlijk, hij komt zo wel terug met de visa, maar na een half uur wachten kwam hij terug met de paspoorten, formulieren en de dollars en de mededeling dat het echt niet eerder als vrijdag kon. We baalden ontzettend, maar we lieten het niet merken, we hebben hem nog een hand gegeven en gezegd, OK dan gaan we de visa wel in Ashgabat ophalen. We hielden ons groot, maar we waren stomverbaasd dat we zo afgescheept werden, overal hadden we gelezen dat de visa in één dag afgegeven werden als alles in orde was en dan krijg je dit. Maar goed. Visa of niet, we moesten vertrekken, we mailden nog aan onze reisagent de afloop en of hij de toestemming naar Ashgabat wilde oversturen en reden de stad uit. Eerst nog even langs een LPG pomp die we een keer gezien hadden en toen eindelijk weer op weg. Als je dan eenmaal weer aan het rijden bent komt het echte reis gevoel direct weer terug, dan maak je je geen zorgen meer over visa, dan ben je gewoon weer lekker onderweg. Het was wel jammer dat het weer van hetzelfde mistige weer was als toen we uit Almaty vertrokken. De wegen waren goed en we schoten lekker op, er was alleen door de mist weinig van het landschap te zien. De talloze politieposten konden we allemaal zo voorbij rijden, kennelijk heeft de politie langs de doorgaande routes geen interesse in buitenlanders. We zaten bijna aan de kortste dag, dus het werd om vijf uur al donker. We reden nog een poosje door en hoopten een hotel te vinden, maar als je een hotel nodig hebt kom je er natuurlijk geen één tegen. Rond een uur of zes zagen we een gebouw waar een hoop licht brandde.

 We stopten om te kijken wat het was en direct kwamen er al een hoop mannen naar buiten. We vroegen of we konden slapen en dat kon. We hadden amper gelegenheid om de Jeeps op slot te doen, want we werden direct mee naar binnen genomen en aan een tafel gezet. Al snel kwam er brood, vlees, zure groente, thee en bier op tafel. Er kwam een man bij ons zitten die zei de baas te zijn. Hij kende alleen maar Russisch, maar ondanks dat we elkaar eigenlijk niets konden vertellen bleef hij de hele tijd op onze vingers zitten kijken terwijl we aan het eten waren. Na een poosje kwamen er gelukkig andere klanten, zodat hij zich daar mee bezig kon houden, maar zo gauw hij weer even gelegenheid had kwam hij weer bij ons zitten. Hij maakte wel duidelijk dat we in de ruimte naast het restaurant konden slapen, daar waren we wel blij mee, want dan hoefden we niet meer te rijden en konden we een biertje nemen. Toen we zo’n beetje klaar waren met eten kwam er een andere man binnen, duidelijk het type geslaagde zakenman of misschien beter gezegd maffiabaas. Ook hij kwam bij ons aan tafel zitten, hij bleek de eigenaar van de zaak te zijn. We dronken nog een biertje met hem en probeerden met hulp van pen en papier, om plaatjes te tekenen, wat met elkaar te praten. Later toen ik de atlas er bij gehaald had konden we in ieder geval onze reis nog laten zien. Toen hij weer weg ging werd het tijd om de slaapplaats te gaan bekijken. We vroegen de rekening, het eten kostte 15000 sum (€11), dat hadden we nog. We vroegen of we de slaapplaats in dollars konden betalen, dat was geen probleem, het kostte 5 dollar. De slaapplaats was een groot hok met ligbanken, waar ook tafeltjes tussen stonden. Je kon hier kennelijk liggend de maaltijd gebruiken. Er werd wat ruimte gemaakt, zodat er twee van de banken vrij kwamen en met kussens en dekbedden die daar lagen werd een bed gefabriceerd. Opeens bedacht de man dat de 5 dollar per persoon was, we konden weinig anders doen dan nog maar 5 dollar erbij geven. Het briefje verdween snel in zijn zak, net als de vorige. De auto’s konden we in het gangetje tussen het restaurant en de slaapzaal parkeren. We namen nog een biertje van onszelf op de slaapzaal en gingen toen maar vroeg naar bed. Toen we net lagen kwam er nog een man binnen, die ook op zo’n bank ging liggen slapen. De zaal was dus ondanks de goede prijs die we betaald hadden niet voor ons alleen. We sliepen er prima, het was alleen vervelend dat het toilet ongeveer 100 meter verderop was, buiten op de rand van het terrein. De volgende morgen waren we vroeg wakker, we hadden geen zin om daar te ontbijten, dus we zijn snel in de Jeeps gestapt en vertrokken.

We gingen die dag naar Samarkand, een stad met veel oude moskeeën en tempels. We hadden besloten om daar een nacht te blijven, zodat we dan ’s middags nog wat van de stad konden zien. Omdat we zo vroeg vertrokken waren, en omdat de afstand mee viel waren we al voor tien uur aan de rand van de stad. We stopten daar voor een uitgesteld ontbijt en reden toen de stad in. We moesten eerst een wisselkantoortje opzoeken, want we waren door ons Oezbeekse geld heen. Het eerste wisselkantoor wat we vonden was in de lobby van een hotel. Nadat we geld gewisseld hadden vroegen we naar de prijs van een kamer, dat bleek mee te vallen, dus dat was ook direct geregeld.  We konden de Jeeps achter het hotel op een bewaakte parkeerplaats zetten, dus we konden ze met een gerust hart achterlaten als we de stad in gingen. Na een biertje op de kamer wandelden we de stad in. De grootste attractie was op een paar honderd meter van het hotel, een groot complex van moskeeën. Het zag er indrukwekkend uit, het deed ons erg denken aan de paleizen uit het spelletje wat we vroeger op de computer speelden, Prince of Persia ( ik had dat ook al in andere reisverslagen gelezen).We konden zelfs één van de minaretten beklimmen, onder begeleiding van een politieman, die eerst 6 (zwarte) dollars in zijn binnenzak had laten glijden. Het uitzicht was aardig, maar niet beter als uit onze hotelkamer op de tiende verdieping, maar het was wel aardig om binnen te kijken, het Prince of Persia gevoel werd er nog verder door versterkt met alle kleine ruimtes, nauwe trappen en doorgangen.

 

 

Toen we weer beneden waren liepen we het complex nog een beetje rond, maar al gauw hadden we het verder wel gezien. We wandelden verder naar de volgende attractie, een mausoleum van een of andere belangrijke figuur. Ook hier weer dezelfde soort bouwstijlen. Veel blauw mozaïek en veel bogen. Mooi om te zien, maar toch eigenlijk meer van hetzelfde. Daarna nog over de markt gelopen en langs nog een andere moskee weer terug naar het hotel. We wisten weer eens dat steden niet zo erg aan ons besteed zijn, wij hebben toch liever een mooi stuk route of mooie natuur. 's Avonds zochten we een restaurantje in de buurt, we aten daar een lekker maaltje, op een gegeven moment bij het licht van een kaarsje omdat de stroom was uitgevallen. Toen we klaar waren met eten werden we aan een andere tafel uitgenodigd. Er zat een groep mannen te eten en te drinken en al snel hadden we een glas wodka voor onze neus. We zaten een poosje gezellig, één van de mannen kende wat Engels dus we konden zelfs nog wat praten. Ze werkten allemaal bij de videotheek om de hoek en zaten even na te borrelen na het werk. Na een uurtje vonden we het welletjes, we wilden ook nog even de mail checken, omdat we op de hoogte wilden blijven van de ontwikkelingen op het visum front.

We namen afscheid en verlieten de zaak. Eén van de mannen ging met ons mee en maakte de deur van de videotheek open. Na een poosje zoeken haalde hij een fles Armeense Cognac onder de toonbank vandaan, die was dus voor de nieuwe vrienden uit Holland. We bedankten hem en liepen terug naar het hotel, onderweg nog even een Internet café in, maar geen belangrijke mails, maar wel nog even snel gezien dat ook Heerenveen een ronde verder was in de UEFA cup. Na nog een biertje op de kamer gingen we vroeg slapen. Vanaf acht uur de volgende morgen konden we ontbijten. Om acht uur waren we in de ijskoude eetzaal, maar er was niemand te zien. We dachten al, we gaan maar rijden, maar toen we onze paspoorten op gingen halen bij de receptie, werd er iemand met ons meegestuurd naar de eetzaal. Er werd toen inderdaad een lekker ontbijtje geserveerd. Na het ontbijt gingen we op weg. We hadden ongeveer 350 kilometer te gaan die dag, want we wilden vlak voor de grens slapen, zodat we de volgende dag vroeg bij de grens konden zijn. Alles liep voorspoedig en om vier uur ’s middags waren we tien kilometer voor de Turkmeense grens.

We hoopten op een hotelletje, maar dat vonden we natuurlijk niet. Het was gelukkig niet koud, dus zochten we maar een kampeerplekje op. We zetten alleen de kleine tentjes op en leefden weer eens een avondje buiten. Met de temperaturen daar was dat goed te doen. Zo hadden we op de valreep toch nog een keer gekampeerd in Oezbekistan. We gingen de volgende morgen vroeg uit bed en om half negen stonden we voor de grens. We werden direct belaagd  door geldwisselaars. We hadden nog geen interesse in wisselen, alleen de overgebleven Oezbeekse sums wisselden we om. Toen gingen we naar het eerste kantoor. Onze gegevens werden nog maar eens een keertje opgeschreven en we kregen weer declaratie formuliertjes om in te vullen. Toen we daar mee klaar waren konden we de auto’s gaan halen. Die waren in die tussentijd helemaal gewassen, we gaven de autowassers een paar dollars en reden met blinkende Jeeps de grenspost binnen. Bij het tweede kantoor nog een uit stempel halen en nog even een vluchtige bagage controle en toen konden we Oezbekistan uit. We reden de rij vrachtwagens voorbij tot voor de slagboom. Al snel werd die voor ons open gedaan en konden we de Turkmeense grenspost op rijden. De grenspost stelde niet veel voor, één stenen gebouwtje en verder een paar containers. We parkeerden de Jeeps en gingen in de rij voor één van de kantoortjes staan. Al snel kwam er een Engels sprekende soldaat vragen wie we waren en waar we vandaan kwamen. Hij ging weer naar binnen en al snel kwam hij ons ophalen om mee naar binnen te gaan. Onze paspoort gegevens werden ingevoerd in de computer en we zagen achter de balie al brieven liggen met onze namen erop. De reisagent had kennelijk zijn werk goed gedaan. Toen we bij het eerste loketje klaar waren en in de rij stonden bij het tweede loketje, waar we moesten betalen voor onze immigratie kaarten, kwam er iemand naar ons toe die zich voorstelde als Ata, onze (in Turkmenistan verplichte) gids. Ook dat was dus goed geregeld. Na het betalen van 10 dollar per persoon voor een immigratie kaart, konden we weer terug naar het eerste loketje om onze paspoorten met afgestempeld visum en immigratiekaart weer op te halen. We konden verder met het invoeren van de auto’s, maar vanaf nu kon de gids de papierwinkel mooi overnemen. We moesten plaats nemen in een kantoortje en daar werden door twee mannen die daar zaten formulieren ingevuld met de gegevens van de auto’s. Op de formulieren stond ook nog een landkaart van Turkmenistan, waarop de route getekend werd die we mochten rijden. Aan de hand van de route werd ook de wegenbelasting en verzekeringspremie bepaald en dat kwam uiteindelijk op 125 dollar per auto. Ook dat konden we weer bij loketje 2 gaan betalen. We dachten dat we nu wel zo’n beetje klaar waren, maar toen begon het pas. Op het formulier moesten ook nog drie stempels komen. Die stempels kreeg je pas als er weer ergens een formuliertje ingevuld was, of een paar dollar betaald was. We waren nu wel blij met de gids, in het begin liepen we nog met hem mee, maar uiteindelijk holde hij van loket naar loket om alles te regelen en wij stonden buiten, lekker in het zonnetje te wachten tot hij klaar was. Na een poosje kwam hij vertellen dat we naar de Jeeps konden gaan voor de douane controle, hij moest aan de andere kant van de slagboom wachten tot we klaar waren. De controle stelde niets voor, dus al snel konden we de gids oppikken en Turkmenistan inrijden.

We stopten nog voor een kopje koffie en toen vertrokken we richting Mary, de plaats waar we de eerste nacht door zouden brengen. Een rit van ongeveer 300 kilometer. Na een paar kilometer moesten we tanken. We hadden wel gehoord over goedkope benzine, maar dit sloeg alles. Vijftig liter benzine (oktaan 95) voor één dollar, dus nog geen twee cent per liter. We gooiden direct dus alle tanken maar vol, 216 liter voor ruim vier dollar. Je zou denken dit is het Jeep walhalla, rijden voor een halve cent per kilometer, maar je moet wel alle belastingen aan de grens meerekenen en dan kom je och weer aan een normalere kilometerprijs van ongeveer 10 cent. Het blijft natuurlijk wel leuk, je tank vol voor een Euro. De rit liep verder voorspoedig, bij de vele politie controles deed de gids het woord en net voordat het donker werd reden we Mary binnen waar we in een guesthouse zouden slapen. We gaven de gids de rest van de avond vrij en zochten zelf een eettentje. Ook dat was niet te duur, voor omgerekend 6 dollar konden we lekker eten. De volgende morgen om half negen stond het ontbijt klaar, een rijk gevulde tafel, dus we konden een goede basis leggen voor onze toeristische dag in Turkmenistan. Om negen uur stond Ata, de gids weer op de stoep, hij had ook nog twee andere mannen bij zich, een chauffeur en een specialist op het gebied van de opgravingen die we gingen bezoeken. Er was nog even sprake van dat we niet met onze Jeeps konden, omdat de plaats niet op onze routekaart stond, maar toen we zeiden dat het dan helemaal niet hoefde, kon het uiteindelijk wel. Eerst moesten er nog even inkopen gedaan worden voor de lunch en het ontbijt van de volgende morgen. We zouden ergens in de woestijn kamperen, dus we zouden geen kant en klaar ontbijt voorgeschoteld krijgen. Toen de boodschappen gedaan waren konden we vertrekken.

 

We reden eerst een kilometer of vijftig over de weg en toen nog dertig kilometer door de woestijn. Lekker om weer even van de verharde weg af te zijn. Het doel was Margoez, de plaats waar de eerste bekende bewoners van Turkmenistan geleefd hadden 2000 jaar voor Christus. Op het terrein was de vorm van het paleis en de stad er omheen nog goed te zien. De andere gids vertelde in het Russisch allerlei details, die Ata dan weer voor ons in het Engels vertaalde. Het was best leuk om te zien en te horen, maar we verbaasden ons wel dat je zomaar overal tussen en overheen mocht lopen. Als ze er zo mee om blijven gaan is er over een jaar of wat niets meer van over.

 

Na een paar uurtjes waren we uitgekeken. We aten bij de auto’s de lunch en gingen toen in de richting van de kampeerplaats. Jammer genoeg moesten we door de woestijn dezelfde weg weer terug rijden. Rond een uur of vier kwamen we bij de plek die de Russische gids voor ons uitgezocht had. Hij vertelde nog wat over de “vuurtoren” die er stond en toen ging hij en zijn chauffeur er weer vandoor. Wij bleven met Ata achter. We zetten onze tenten op en Ata zijn tentje en we namen een biertje. Op de computer liet Ata ons nog foto’s van Turkmenistan zien en ik foto’s van het leven in Nederland. Herman kookte een maaltje en we moesten tussendoor het zeiltje boven de eethoek ook nog spannen, want het begon te regenen.

’s Avonds gingen we op tijd naar bed, want zonder grote tent met kachel was het te koud om lang te blijven zitten. Om half zeven liep de wekker al weer af, want we hadden een drukke dag voor de boeg. We zouden eerst nog Merv gaan bezoeken. Eén van de grootste attracties van Turkmenistan. Een complex van een paar honderd vierkante kilometer met daarop ook weer allerlei oude steden, forten en moskeeën. Daarna moesten we nog naar de hoofdstad Ashgabat rijden, ongeveer 350 kilometer, waar we voor vijf uur moesten zijn om de paspoorten nog te kunnen registreren.  Rond een uur of negen waren we bij Merv. Het terrein was zo groot dat je het zeker met de auto moest bezoeken, dus dat kwam goed uit. We reden de route langs de diverse gebouwen af en stopten overal even om van Ata de details te horen.

Ook hier waren weer diverse oude koninkrijken geweest, die na een aantal generaties weer vertrokken waren. Na een paar uur waren we rond en konden op weg naar Ashgabat. Het moest net kunnen voor vijf uur. De rit liep voorspoedig en ondanks de behoorlijk slechte weg en de vele politie controleposten waar we moesten stoppen reden we kwart voor vijf Ashgabat binnen. De Jeeps en wij waren flink door elkaar gerammeld, want we hadden wel iets sneller gereden over de slechte weg als we normaal zouden doen. Toen we Ashgabat binnen reden belde Ata zijn kantoor, het bleek dat het registreren toch de volgende morgen kon. We stopten nog even bij het kantoor van het reisbureau, zodat we het de volgende morgen zouden kunnen vinden en gingen toen naar het hotel. Een klein, maar redelijk luxe hotel aan een straat waar wel twintig hotels naast elkaar lagen. ’s Avonds konden we weer eens lekker douchen en we aten wat in het restaurant van het hotel. Na het eten merkten we toch dat het een behoorlijk inspannende dag was geweest en we gingen op tijd naar bed. De wekker liep om zeven uur al weer af, want we moesten om negen uur weer op het reisbureau zijn om de paspoorten te laten registreren en daarna gaan proberen visa voor Iran te krijgen. Precies om negen uur waren we op het reisbureau. Eén van de medewerkers ging met de paspoorten naar het Ministerie van buitenlandse zaken en wij bleven op het kantoor. We konden daar kijken of er nog emails waren over de Iranese visa. Er was wel een mail van de Iranese agent, maar daar stond niet veel hoopgevends in. Hij had het Ministerie gevraagd de toestemming voor de Visa te verplaatsen naar Ashgabat, maar hij had er niet veel hoop op dat het gebeurd zou zijn. De medewerkers van het reisbureau waren niet zo pessimistisch en zouden de Iranese ambassade wel even bellen. Na een poosje praten en wachten was de uitkomst dat de toestemming niet in Ashgabat gebruikt kon worden, maar ze konden wel de volgende dag Transit (doorreis) visa voor zeven dagen leveren, voor 33 dollar per stuk. Daar konden wij goed mee leven, we moesten dan wel een dag extra in Ashgabat blijven, maar dat vonden we niet erg, dan konden we ook nog wat van de stad zien. Toen de paspoorten weer terug waren konden we op pad. Eerst de dollars gaan betalen bij een Iranese bank en dan met de kwitanties naar de ambassade. Bij de ambassade kregen we de gebruikelijke formulieren om in te vullen. Toen we daarmee klaar waren en de formulieren weer ingeleverd hadden vroeg de man ons even te wachten. Na een kwartiertje kwam hij terug met de paspoorten met de Visa er in. Toch wel een opmerkelijk verschil met de ambassade in Tashkent, daar hadden we ook wel eens gevraagd naar een transit visum, maar daar duurde het een paar dagen en had je een uitnodiging nodig, hier was het in een uurtje, zonder uitnodiging geregeld. Achteraf  lijkt het er toch  wel heel sterk op dat het echt aan de ambassade in Tashkent heeft gelegen dat we de toeristen visa niet gekregen hadden. In ieder geval waren we de problemen nu opgelost en konden we Iran in. We hadden gehoord dat een transit visum één keer met vijf dagen verlengd kan worden in Iran, dus dan zouden we twaalf dagen hebben en konden we nog een aardige route door Iran plannen. Met de paspoorten in onze zak gingen we even de stad in, om een internet computer te zoeken en geld te wisselen.

Ashgabat is een hele aparte stad. De stad is in 1949 door een aardbeving van negen op de schaal van richter totaal weggevaagd, dus alles is betrekkelijk nieuw. Dan is er ook nog de president, die er al zit sinds Turkmenistan in 1992 onafhankelijk werd. Zijn hobby is stedenbouw en dat doet hij dan met de meest prachtige gebouwen en monumenten. Alles in smetteloos wit, met veel goud en andere versiersels. Verder is alles in de stad ook heel erg schoon, er ligt geen papiertje op de grond en overal waar je loopt kijkt de president met een glimlach op je neer, want op heel veel gebouwen staat zijn hij groot afgebeeld. De buitenwijken en de parken om de stad heen zijn zo mogelijk nog mooier,  als je van kitsch houd tenminste, met enorme appartementen gebouwen in de meest bijzondere vormen. ’s Avonds staat alles in de spots, zodat het er dan ook heel bijzonder uit ziet. Het is wel een enorme verspilling van energie, maar ze zijn daar erg makkelijk mee, want de energie is hier gratis. Het is wel jammer dat de appartementen meest leeg staan, omdat de bevolking ze niet kan betalen. In de stad vonden we de twee openbare internet computers die er zijn, maar de verbinding was zo traag dat we ons beperkt hebben tot het lezen van de mailtjes. De elektronische kerstkaarten die we gekregen hadden, hebben we maar niet geopend, dat zou uren gaan duren. Het geld wisselen deden we deze keer op de zwarte markt, je krijgt daar ongeveer vijf keer zoveel manats voor een dollar als op de bank. We wandelden nog een poosje door de stad en gingen toen weer naar het hotel. We hadden geen zin om weer in het restaurant van het hotel te gaan eten, dus we dachten wel even naar een ander restaurantje te wandelen.

Dat viel tegen, na een uur lopen tussen de mooi verlichte gebouwen werd het ons duidelijk dat de meeste bijna leeg waren en dat er zeker geen restaurantjes in de wijk te vinden waren. We probeerden het bij één van onze buur hotels en daar konden we wel eten, een lekker maaltje in een andere omgeving. De laatste dag in Ashgabat besteedden we aan noodzakelijke dingen. Eerst een technische controle van de Jeeps, in Iran hadden we een route gepland van bijna 3000 kilometer in 10 tot 12 dagen, dus dan was er weinig tijd voor onderhoud. We vonden gelukkig geen ernstige gebreken, dus we konden met een gerust hart op pad. Daarna nog weer even naar de internet computer om een paar belangrijke mails te versturen, die we de vorige avond gemaakt hadden. Het kostte toch weer wat meer tijd als we dachten. We hadden ’s middags bij licht naar het park gewild dat op loopafstand van het hotel lag, om het verschil van daglicht en kunstlicht goed te kunnen zien, maar het werd dus een avondbezoek met alleen kunstlicht.

Daarna weer eten bij een ander hotel en het laatste nachtje in de luxe van Ashgabat. De volgende morgen om negen uur, nadat we de spullen in de Jeeps gebracht hadden en ontbeten hadden, kwam de nieuwe gids het hotel binnen. Het was een oudere dame, onze eerste gids kon ons dit ritje niet begeleiden, want hij had niet de juiste papieren voor de Iranese grens. Alles was klaar, dus we konden direct vertrekken, alleen het instappen in mijn hoge Jeep kostte wel wat moeite. Het deed me erg denken aan de tijd dat mijn (oude) moeder nog wel eens met me mee reed, het instappen was dan ook altijd een probleem. Toen de gids op haar plek zat reden we eerst nog even naar een benzine pomp, om de Jeeps nog een keer helemaal vol te stoppen met goedkope benzine en toen naar de grens. Het was een ritje van ongeveer dertig kilometer. Zodra we de stad uit reden begonnen we te klimmen, de gids vertelde me dat de grens op 2000 meter hoogte lag.

De eerste controlepost aan de Turkmeense kant was geen probleem, even de paspoorten en kentekenbewijzen laten zien en we konden door. Al snel waren we bij de laatste Turkmeense post. Met behulp van de gids gingen we snel de kamertjes langs waar de auto’s uitgeschreven moesten worden. Bij het laatste loket nog even een uit stempel op het paspoort halen en de immigratiekaarten inleveren en toen konden we de jeeps ophalen. Na een snelle douane controle konden we afscheid nemen van de gids en naar Iran rijden. Bij de Iranese post werden we binnen gelaten door een soldaat. Bij een loketje moesten de auto’s weer in een schrift ingeschreven worden en we kregen een kaartje mee wat we in moesten vullen. We moesten daarna naar een ander kantoortje, waar verschillende loketjes waren. Bij het eerste loketje werden we direct doorgestuurd zonder dat er iets met de paspoorten gebeurde. Bij het tweede loketje moesten we de ingevulde formuliertjes inleveren. Eén kopietje kregen we mee, met een stempel er op en op het visum werd ook een in stempel gezet. Toen nog even een stempeltje halen bij de gezondheidsdienst en bij de douane. Er was ook nog een bank, dus we wisselden ook maar wat dollars om in Iranese rials. Het vrouwtje uit het douane kantoortje vertelde dat we nu klaar waren en wees ons het volgende kantoortje waar we met de auto heen moesten gaan. We reden die kant op en we werden direct door vriendelijke vrachtwagen chauffeurs meegenomen naar het juiste kantoor. Daar keken ze even het Carnet de Passage in (een invoerdocument voor de auto’s, dat we nu voor het eerst moesten gebruiken) en vulden een groen papiertje in wat we mee kregen. We konden verder naar de volgende post. Weer reed er een vriendelijke chauffeur voor ons uit en hij wees in welk kantoor we eerst moesten zijn. Daar zaten een paar mannen te eten, we konden onze papieren inleveren en moesten buiten wachten. We namen een kopje koffie, maar voordat het op was konden we alweer naar binnen. Onze carnets werden netjes ingevuld en we konden weer verder. Op het terrein krioelde het van de vrachtwagens, waar wij tussendoor moesten manoeuvreren. We wisten eigenlijk niet wat we nu moesten doen, we verwachtten alleen nog een douane controle. Opnieuw wees een vrachtwagen chauffeur ons de weg en we kwamen nu in een kantoortje waar twee mannen achter computers zaten. De één sprak een beetje Engels en vertelde dat we belasting moesten betalen, omdat de benzine in Iran heel goedkoop was, dat was een flinke tegenvaller, 187 dollar per auto. We weten niet of het kwam doordat we transit visa hadden, maar in andere reisverslagen hadden we hier nooit over gelezen. Het bleek dat er nog een andere consequentie zat aan de transit visa. De route die we moesten rijden en de tijd die we er over mochten doen werd bepaald door de mannen achter de computers. Van ons rondritje door Iran zou dus wel niet veel terecht komen. We moesten eerst de belasting gaan betalen bij de bank, met de kwitantie konden we dan terugkomen om onze routekaart op te halen. We reden met één Jeep weer terug naar de bank en betaalden met pijn in het hart 374 dollar, ons budget voor de hele periode in Iran. Toen we weer terug waren in het kantoortje, waren onze routekaarten klaar, de route was inderdaad de kortste route naar Pakistan en terloops werd nog gezegd dat we er vier dagen de tijd voor hadden. We kregen een hand en een ”welkom in Iran“ en we konden gaan. Bij de auto’s bestudeerden we de routekaarten nog eens goed. Er stond een Engelse gebruiksaanwijzing op, de periode was inderdaad maar vier dagen en bij de politie posten onderweg moest je een stempel gaan halen. Ons tripje door Iran werd dus wel iets anders dan we ons hadden voorgesteld. We konden nu de grenspost af rijden, bij de wacht moesten we nog het groene papiertje inleveren en toen mochten we gaan. De bagage was niet eens naar gekeken. We hadden dus best een voorraadje bier mee kunnen nemen. Omdat alcohol importeren verboden is in Iran, hadden we alles opgemaakt. De komende tijd zouden we het dus zonder biertjes moeten doen. De wegen in Iran waren van het begin af perfect en het landschap was mooi, dus we konden eerst even rustig de teleurstelling van de veranderde route verwerken.

Na een uurtje rijden kwamen we bij de eerste stad die op onze routekaart stond. We stopten bij de politiepost en kregen daar, na wat vragen een stempeltje op de routekaart. Ze waren duidelijk niet gewend dat je met een personen auto kwam stempelen, maar gaven het stempel uiteindelijk wel. Nadat we dit gezien hadden besloten we dat het wel genoeg was om alleen bij de plaatsen die op de routekaart stonden te stempelen en verder de politieposten voorbij te rijden. We reden in de richting van Mashad, een grote stad in het Noordoosten van Iran. We besloten om daar een hotel te zoeken, het was inmiddels donker toen we daar aankwamen. Het verkeer daar was een enorme chaos, alles krioelde door elkaar heen, schijnbaar zonder regels en voor een groot deel onverlicht. Gelukkig waren we inmiddels wel wat gewend wat dat betreft, dus zonder schade reden we een uur rond op zoek naar een hotel. Uiteindelijk zagen we in de verte een groot gebouw met hotel erop. We reden er naar toe, maar we zagen eigenlijk al direct dat het wel te duur zou zijn. We zijn toch even naar binnen gelopen, maar 140 dollar voor één nacht vonden we toch echt te gek, we vroegen aan de balie of ze een goedkoper hotel wisten. Ze gaven ons zowaar een adres en een plattegrond, dus we konden weer gaan zoeken. Buiten vroeg een man of hij ons kon helpen, we vroegen nog eens naar een goedkoop hotel. De man overlegde met een paar taxichauffeurs die daar stonden en al snel wisten ze er heen. We maakten duidelijk dat we zelf auto’s bij ons hadden en vroegen of de taxi voor ons uit kon rijden. Voor 10000 rials (€ 1) kon dat en na een paar minuten stonden we voor een klein hotelletje in het centrum. Een kamer daar kostte 170000 rials (€ 17) en dat stond ons beter aan.

’s Avonds gingen we eten in de stad. Eigenlijk zag het er gewoon westers uit, alleen kun je de opschriften totaal niet lezen en lopen alle vrouwen met hoofddoeken die al het haar bedekken. Hoewel binnen in het restaurant werd dat niet zo nauw genomen en zag je nog wel eens een afgezakte hoofddoek. Terug op de kamer moesten we het doen met koffie en Cola, maar we zaten toch nog even lekker. We gingen vroeg naar bed, want we wilden de volgende dag weer vroeg vertrekken. Doordat we de klok anderhalf uur terug moesten zetten en omdat we rond de kortste dag zaten werd het al om half vijf donker, dus om het licht een beetje te benutten moesten we vroeg op pad. De volgende morgen reden we om half negen weer weg, maar nadat we getankt hadden, gas en benzine (gas ongeveer één cent per liter en benzine acht cent per liter) en we de goede weg uit de stad gevonden hadden, was het toch tien uur. Ik had van het internet gedetailleerde kaarten van Iran gehaald en daar hadden we nu profijt van, het was ook wel prettig dat de plaatsnamen nog in onze letters op de borden stonden. We reden zo een dagje van stempelplaats naar stempelplaats. Het slechte gevoel over de gewijzigde route was weer verdwenen en we genoten van alle voertuigen die je op de wegen zag. We hadden zes maanden in Rusland en voormalige Sovjet staten gezeten, dus we waren helemaal gewend geraakt aan Lada, Wolga, Gaz en UAZ. Hier zag je weer westerse merken. Natuurlijk weer de Mercedes vrachtwagentjes, met bolle motorkap, die je in Nederland in de 60- en 70er jaren zag. Ik denk dat ze nog nieuw gebouwd worden, want in het midden Oosten rijden er nog duizenden, met veel grotere wielen als er bij ons onder zaten. Veel grote Amerikaanse trucks, Mack’s , Internationals, en dat soort merken, allemaal ook weer modellen uit eind jaren zeventig. Ook veel Citroën AMI’s en Renault vijfjes en natuurlijk niet te vergeten:  Jeeps, heel veel een model als een CJ5, maar dan met hardtop en “Sahra” op de zijkant waar normaal Jeep staat en een soort Wrangler grille er in. Ook zag je veel Wagoneers en J serie pickups. Ik heb wel eens gehoord dat die ook in Iran gebouwd zijn, maar dat weet ik niet zeker. (Als iemand er meer van weet laat het eens weten.)

 

Met zoveel te zien en goede wegen schiet je snel op. Rond vier uur waren we bij de plaats Caen, daar moesten we stempelen. Bij de politiepost vroegen we of er een hotel was, dat was er niet, maar er zou wel een hotel zijn  in Birjand, de volgende plaats op de lijst honderd kilometer verder. Het zou dan wel donker zijn als we daar aankwamen, maar we besloten toch maar door te rijden. Op de goede wegen was het rijden in het donker niet zo’n probleem. Het is alleen wel vervelend dat de Iraniërs  wachten met licht aandoen tot het echt aarde donker is. We waren om zes uur bij de politiepost in Birjand, we haalden ons stempeltje en vroegen weer naar een hotel. Een behulpzame agent schreef het adres van het hotel in het Arabisch op. We reden de stad in en gaven het adres aan de eerste taxi die we zagen. Voor 5000 rials reed hij voor ons uit en binnen een paar minuten stonden we voor een luxe uitziend hotel. We liepen naar binnen en op onze vraag naar een kamer begonnen ze direct met inschrijven en formulieren invullen. We konden geen duidelijkheid krijgen over de prijs, maar we hadden ook geen zin meer om nog verder te gaan dus we accepteerden de kamer maar. We baalden wel een beetje, want toen we de kamer zagen dachten we dat wel eens heel duur kon worden. We besloten uit kosten overweging maar op de kamer brood te eten.

 Toen we net aan het eten waren werd er op de deur geklopt, drie mannen stonden ervoor. Eén sprak een beetje Engels en hij vertelden dat er iemand van de politie was die een paar vragen wilde stellen. Het ging om vragen als, waar zijn jullie vanmorgen vandaan gekomen, waar gaan jullie morgen naartoe enz. Alle dingen die ik net op een formuliertje ingevuld had, maar dat konden ze kennelijk niet lezen. De hotel manager was er ook bij, dus nu kon ik met een tolk er bij vragen wat de kamer kostte. Dat bleek rond twintig dollar te zijn, dat viel dus erg mee. De mannen verontschuldigden zich en gingen weer. Wij zaten nog een poosje lekker op de kamer. Er stonden wel alcohol vrije biertjes in de koelkast, maar we hebben het toch maar bij een colaatje van onszelf gehouden. De volgende morgen weer vroeg uit de veren om weer op tijd te vertrekken, we namen een ontbijt van het hotel en in totaal kwamen we toch op 35 dollar uit, iets duurder dan we hoopten, maar de volgende nacht zouden we kamperen en dat kost niets. We reden weer verder over de perfecte wegen, bijna zonder verkeer en rond de middag waren we bij Nehbanden, een plaats waar we weer moesten stempelen. De volgende plaats, de laatste voor de Pakistaanse grens lag op een kleine driehonderd kilometer, dus op dat stuk hadden we de vrijheid. Ik had op de kaart gezien, dat de hoofdweg vlak langs de Afghaanse grens liep en dat leek ons niet de ideale plek om te kamperen. Er stond nog een weg op de kaart en die liep verder van de grens af, het leek ons beter om die te nemen en daarlangs te kamperen. Het kostte wat moeite om het begin van de weg te vinden, maar de kaart klopte goed, dus we reden maar een paadje in dat ongeveer op de goede plek begon. Het pad liep door en de route klopte met de kaart, het was alleen nauwelijks een weg te noemen. Eindelijk weer eens een echte offroad rit, door een prachtig ruw woestijnlandschap.

We reden een paar uur en rond drie uur zochten we een plekje. We hadden dan nog anderhalf uur voordat het donker werd. We vonden een mooi plekje naast een zandduin en zetten de tenten op. We genoten nog even buiten van de zon en een colaatje. Toen het donker werd koelde het toch nog behoorlijk af en gingen we binnen zitten. Het was 24 december, kerstavond en het was heel apart om op deze avond in de woestijn te zitten. Je kon je goed voorstellen hoe het er zo’n tweeduizend jaar geleden in de bergen rond Bethlehem uit gezien moet hebben. Om het beeld compleet te maken stond er aan de Westelijke hemel een ontzettend heldere ster boven de bergen.

 

Binnen luisterden we tijdens het koken en eten nog naar de wereldomroep, de uitzendingen waren ook een beetje in de Kerst sfeer, zodat we toch nog met een “kerstgevoel” naar bed gingen. Op eerste kerstdag liep de wekker om zes uur af, dat klinkt heel vroeg, maar onze biologische klok liep nog anderhalf uur voor, dus we waren al voor de wekker wakker. Het was al licht en na een lekker kerst ontbijt ruimden we de tenten op en vertrokken weer. Het pad waar we langs gekampeerd hadden liep dood, dus we moesten een andere route zoeken. Na een half uurtje paadjes proberen vonden we een pad dat in de richting van de hoofdweg liep. Het was weer een pittige route, maar gelukkig bleef alles aan de Jeeps heel. Alleen Herman’s fiets liep schade op omdat ik onder het rijden een foto maakte en dus even niet op zat te letten en niet meer op tijd kon remmen toen Herman stopte.

Om een uur of half twaalf waren we weer bij de hoofdweg. Het was nog 150  kilometer naar Zahedin, het doel voor deze dag. Vroeg in de middag kwamen we daar aan en probeerden een hotel te vinden. Na wat vragen reed er een brommertje voor ons uit naar het duurste hotel van de stad. We vroegen deze keer wel eerst de prijs en die was 120 dollar. Dat vonden we te veel en we vroegen of ze een goedkoper hotel wisten. Dat wisten ze wel, maar ze vroegen eerst nog wat we dan wel voor een kamer over hadden. We stelden 50 dollar als maximum, maar na overleg met de manager was het toch te weinig. Ze gaven de route naar een ander hotel, dat hadden we snel gevonden en daar kostte een kamer 35 dollar. We brachten de spullen op de kamer en namen een snelle douche om het stof van ons af te wassen. Daarna wilden we nog even de stad in. Toen we beneden kwamen konden we eerst de Jeeps in de parking zetten. Een jongen van het hotel liep met ons mee. Het poortje van de parkeerplaats leek me wat laag, maar de jongen stond te kijken en hij zei dat het ging, het ging ook een stukje maar toen ik een paar meter onder het poortje was gereden hoorde ik iets scheuren. Het ging dus toch niet, resultaat een winkelhaak van 30 centimeter in de hoes van mijn tent. Ondanks dat het eerste kerstdag was heb ik de jongen wel even de huid vol gescholden. Uiteindelijk dus toch maar op straat geparkeerd en al snel zakte mijn boosheid weer. Met een stukje duck tape zal het wel weer waterdicht te krijgen zijn. In de stad was het een drukke bende. Enorm veel verkeer,ook veel Jeeps, en veel mensen op straat. Hier liepen de vrouwen helemaal in zwarte gewaden, alleen een stukje van hun gezicht zichtbaar. Dat is toch een stuk minder leuk als wat we in Rusland gewend waren.

We vonden een internet café, maar steeds na twee minuten viel de internet verbinding uit, het lukte dus niet om alle kerst email te lezen. Ons kerstdiner werd een paar broodjes hamburger met een colaatje, in de stad was echt niets van kerst te merken. De avond brachten we door op de hotelkamer met een colaatje en een zak chips. We stuurden SMS-jes naar de familie thuis, Herman’s telefoon deed het hier wel. Op tweede kerstdag om negen uur vertrokken uit Zahedan, eerst nog even stempelen bij de politiepost en toen de weg op de woestijn in richting Pakistan. Het was nog 75 kilometer naar de grens en de weg was weer perfect, dus we waren binnen een uur vlakbij de grens. We wilden alle tanken nog vullen, want we wisten niet hoe duur de benzine in Pakistan was, maar het zou vast duurder zijn als in Iran. Totdat we in het laatste plaatsje voor de grens waren hadden we nog steeds geen pompstation gezien, dus we reden het stadje maar in. Bij de politiepost zeiden ze dat er inderdaad een benzinepomp was. Na een poosje zoeken, met wat hulp van een motoragent, vonden we het pompstation. Het was een groot pompstation, maar er werd direct al gewezen dat we naar het gebouwtje ernaast moesten gaan. Wat de reden was weten we niet, maar daar zat in ieder geval ook een pomp en na een poosje wachten konden we 200 liter benzine tanken voor 16 euro. Volgetankt gingen we naar de grens. We reden de rij voorbij en al snel stapte er een politieman bij me in die de weg wees naar de eerste wachtpost. Daar werden de auto’s weer eens ingeschreven. Daarna konden we naar het volgende gebouwtje. We liepen een kantoortje binnen met paspoorten en Carnets gereed, maar daar werd gezegd dat we eerst een handtekening moesten halen aan de overkant. We lieten bij het loket aan de overkant de Carnets weer zien en er kwam direct een man met ons mee die de auto’s moest zien. Toen hij de nummerplaten voorgelezen had was het goed en hij zette zijn handtekening. Toen weer terug naar het eerste kantoor. Er stond een flinke rij vrachtwagen chauffeurs te wachten, maar onze Carnets werden gelijk aangepakt en de man achter het bureau begon de gegevens in te voeren. Het duurde nogal en de rij chauffeurs werd steeds groter, wij voelden ons bijna schuldig, maar er werd zonder morren heel rustig gewacht. Toen we de Carnets terug hadden, op de goede manier afgestempeld konden we naar de laatste post. Daar werd er nog een uit stempel in het paspoort gezet en we konden gaan. Bij het laatste hek moesten nog één keer de gegevens van de auto’s ingeschreven worden en toen waren we klaar in Iran, volgens de soldaat die dat deed. We konden nu naar de Pakistaanse paspoortcontrole. Daar werden de gegevens weer eens ingeschreven en we kregen een in stempel in het paspoort. Toen moesten we naar de douane post. Die was een eind verderop. We werden eest nog aangeklampt door geldwisselaars, maar we wisten nog geen koers, dus we wisselden alleen het laatste Iranese geld, omgerekend zo’n vier euro. Er stapte iemand bij mij in en er reed een pickup voor om de weg te wijzen naar de douane. Na een stukje door de woestijn met hier en daar een huisje kwamen we bij het douane kantoor. We leverden onze Carnets en paspoorten weer in bij een man achter een grote tafel. Er werden direct stoelen voor ons gepakt en hij begon op zijn gemak met het invullen van de gegevens in een groot boek. Toen hij daarmee klaar was liep hij mee naar de auto’s, hij controleerde chassis en motornummers en hij vroeg wat we bij ons hadden. Er hoefde niets open gemaakt te worden. Daarna ging hij weer naar binnen en stempelde de Carnets en gaf alles weer terug. Op de vraag, wat nu? Antwoordde hij: niets jullie kunnen Pakistan in. Inmiddels was er ook een Fransman met een Toyota Landcruiser aan komen rijden. We stonden even te praten, maar toen kon hij komen om de formaliteiten af te werken. We namen afscheid en zeiden dat we elkaar waarschijnlijk nog wel eens zouden tegenkomen. We reden de poort uit en weer waren er diverse geldwisselaars. We wisten nu een koers, maar die wilden ze niet geven, dus we reden maar door. Het eerste wat we zagen was een vrachtwagen op de Pakistaanse manier opgetuigd.

De eerste stad lag op honderd kilometer en tot die tijd hadden we toch nog geen geld nodig. In Pakistan moet je links rijden, dus dat is even wennen, maar er was niet veel verkeer dus dan gaat dat wel. Na een half uurtje stopten we voor een kopje koffie. De fransman kwam langs rijden, maar hij stopte niet, dat was wel jammer, want hij had misschien een goede kaart van Pakistan. Wij hadden nog geen fatsoenlijke kaart en dan had ik er een paar foto’s van kunnen maken.

De eerste stad waar we langs kwamen stelde niet veel voor, een paar lemen huisjes in de kale vlakte. Als dit de voorbode was van de steden op de route kon geld wisselen en een landkaart kopen nog wel eens tegen vallen, we hadden gelukkig voldoende benzine en spullen om te eten bij ons. Een paar kilometer van de stad lagen een paar heuveltjes, daar zijn we achter gaan staan om een beetje uit het zicht van de weg te zijn. De temperatuur was aangenaam dus we hebben de grote tent niet opgezet en hebben de avond na lange tijd weer eens buiten doorgebracht zonder het koud te krijgen. 

We konden eindelijk weer eens uitslapen, geen gidsen of transit visa meer waar we vroeg voor ons bed uit moesten. Om acht uur waren we toch allebei uit bed, maar dat had er waarschijnlijk ook mee te maken dat we er de vorige avond op tijd in lagen. We konden nu ook weer eens lekker op het gemak ontbijten en de temperatuur was ook direct al weer aangenaam. Ik moest ook nog de hoes van de daktent plakken, dus uiteindelijk reden we rond half elf de weg weer op. De eerste stad die op de borden stond was Dalbandin, daar hoopten we een kaart, geld en benzine te kunnen vinden. Eerst nog een paar uur over de perfecte weg door de kale woestijn.

 

Later begonnen er zandduinen langs en soms ook over de weg te komen. Het was lekker rijden bij een temperatuur van ongeveer 23 graden en om een uur of één kwamen we bij Dalbandin. Er stond een soort rondweg aangegeven, maar wij wilden naar het centrum, dus we reden rechtdoor. Al snel werden we tegengehouden door mannen op een motor en er stonden een paar auto’s op de weg. In gebrekkig Engels konden ze ons duidelijk maken dat de weg dicht was en om drie uur weer open ging. We vonden dat toch wel zonde van de tijd en dus reden we maar terug naar de rondweg, maar daar hetzelfde verhaal. Ook daar was de weg dichtgezet. Direct dromden alle wachtende mensen natuurlijk om onze auto’s heen, en een paar spraken er iets Engels en we begrepen uiteindelijk dat het om een protest actie ging van Baluchistanen, Baluchistan is een provincie van Pakistan en die zullen ook wel onafhankelijk willen worden of zo iets. We konden dus geen kant meer op, al snel werd ons thee aangeboden en dus deden we de auto’s maar op slot en gingen op de grond tussen de theedrinkende Pakistanen zitten.

We kregen thee, een soort kandij en gekruide zonnebloempitten, het smaakte allemaal prima. Telkens als het kopje leeg was werd er onmiddellijk weer bij geschonken. Op een gegeven moment vroeg er iemand of we een camera hadden. Ik had al een poosje zitten denken hoe ik een paar spontane foto’s zou kunnen maken, dus nu was de gelegenheid daar. Ik haalde mijn camera en er werden foto’s gemaakt met alle mannen en de Baluchistaanse vlag. Het nieuwtje was er nu wel een beetje af en nu konden we ongestoord een beetje rondkijken. Er stonden allerlei hutjes met hele stapels oliedrums en Jerrycans met benzine en diesel. We zaten nog vrij dicht bij de Iranese grens en de benzine die in Iran veel goedkoper was werd daar geïmporteerd en verhandeld. We begrepen nu ook de pickups helemaal vol met jerrycans die we de hele tijd tegen kwamen.

Om drie uur gingen de wegen weer open. We hadden inmiddels gehoord dat er een bank was in de stad, dus we gingen eerst geld wisselen. We reden de hoofdstraat op en neer, maar geen bank te zien. Herman ging het vragen in een winkel, daar kon hij ook wel dollars wisselen. Voor dezelfde koers als bij de grens, maar we hadden in ieder geval geld. We kochten een flinke voorraad water en cola, want alcohol was hier ook nog niet aan de orde. We vonden ook nog een winkeltje waar ze brood verkochten, dus alle noodzakelijke boodschappen waren gedaan. De pompstations in de stad hadden alleen diesel, dus we moesten terug naar de handelaars langs de weg waar we hadden zitten wachten. Voor omgerekend iets meer dan een halve dollar per liter konden we honderd liter benzine kopen. Wel een heel stuk duurder dan we de laatste tijd gewend waren, maar in Nederlandse begrippen nog steeds lekker goedkoop. We konden weer verder, de weg werd smaller en slechter en er kwamen steeds meer zandduinen om ons heen.

Achter de een paar zandduinen vonden we een plekje uit het zicht van de weg en daar parkeerden we de Jeeps. Het waaide flink, maar achter de Jeeps konden we redelijk uit de wind zitten. Wel waaide overal zand in, het eten kraakte wel een beetje tussen je tanden. ’s Avonds ging het nog iets harder waaien, maar het was geen koude wind, dus veel meer last dan een beetje prikkende ogen van het zand dat er in waaide hadden we er niet van. Het was 's nachts toch weer flink afgekoeld, dus we zijn lekker in bed gebleven tot de zon weer scheen.Tijdens het ontbijt een stak er een halve zandstorm op. Overal zat zand, in de Jeeps, in de tenten en ik denk ook wel in de computer en de fototoestellen, maar alles bleef het gelukkig doen.

 

Na het afbreken van de tentjes vertrokken richting Quetta. Een prachtige rit over de hoofdweg, die net één auto breed is en heel slecht van kwaliteit. Het landschap is schitterend, met zandduinen en ruige bergen op de achtergrond.

 

Het verkeer is ook mooi om mee te maken. Pickups met vaten benzine die zo hard als de lepel maar gieten kan op en neer naar Iran scheuren, oude motoren, fietsen en ook weer veel Jeeps en dan natuurlijk de Pakistaanse vrachtwagens. Uitgedost met allerlei glimmend spul, reflectors kettinkjes, kralen, spiegeltjes en alles wat je nog meer kan bedenken. Niet vooruit te branden, want ze zijn allemaal zwaar over beladen. Sommige helemaal vol met grote brokken steen. Op de vlakke weg gaan ze al niet harder dan twintig kilometer per uur, maar toen we ook nog gingen klimmen werd het helemaal leuk. In de allerlaagste versnelling, ik denk twee of drie kilometer per uur, naar boven. De meesten haalden de top echter niet, overal stonden ze langs de kant met grote plassen olie eronder of assen er onderuit gehaald. Onderweg moesten we bij een paar politie posten inschrijven, hier doen ze dat handig, ze laten het je gewoon zelf doen. In andere landen is het altijd een hoop gedoe met uitleggen wat je naam en adres en dergelijke is, maar hier gaat dat perfect zo. Het is ook leuk dat je dan in het boek kunt kijken wat er aan buitenlanders langs is gekomen. Bij de laatste post zagen we dat er twee Nederlanders ’s morgens om vijf uur gepasseerd waren de andere kant op,. Jammer genoeg hebben wij ze gemist, waarschijnlijk lagen we nog lekker te slapen in onze tentjes. Waarschijnlijk wilden ze in één keer van Quetta naar Iran rijden, deze weg wordt door buitenlandse zaken als onveilig aangegeven, dus er zullen niet zoveel toeristen hier kamperen. Het was wel jammer dat we aan het einde van de dag weer omhoog gingen. Toen het tijd werd om te gaan kamperen zaten we weer op 1600 meter en was het al flink afgekoeld. We hebben de grote tent maar weer opgezet en de extra dekens weer op de slaapzakken gelegd. Het was inderdaad 's nachts weer flink koud geweest, toen we uit bed waren stond de thermometer nog op min twee graden. De zon scheen gelukkig wel, dus het warmde al snel weer op. We besloten toch maar even naar Quetta te rijden, het is de enige grote plaats in de buurt, dus waarschijnlijk de enige kans om te pinnen en te internetten. Al tien kilometer voor Quetta begint de bebouwing, net als andere steden hier een brede straat, met aan beide kanten winkeltjes en andere bedrijfjes. Op straat krioelt alles door elkaar heen, voetgangers, fietsers, ezelskarren, brommertjes auto’s  en vrachtwagens. Ook hier weer veel Jeeps, CJ’s en Pickups.

 

We beginnen gelukkig aardig te wennen aan het links rijden en dan verder zonder regels, dus we manoeuvreren er vrij gemakkelijk doorheen. Op een gegeven moment zien we een bank, we parkeren de Jeeps en lopen er heen. We worden door de gewapende wacht tegen gehouden, maar uiteindelijk mag er één naar binnen. Herman gaat naar binnen, maar komt even later onverrichter zake weer naar buiten. Geld wisselen kan alleen op het hoofdkantoor in het centrum. Op weg terug naar de auto’s zien we een internet café. We checken even de mail en brengen het thuisfront weer even op de hoogte waar we zijn. De verbinding is weer zo traag dat we niet veel anders kunnen doen dan alleen even de emails bekijken. Voor het geld zullen we dus toch even naar het centrum moeten. We pakken de Jeeps weer en slalommen nog een paar kilometer door de drukte. Eenmaal in het centrum wordt het iets rustiger en de straten breder. We parkeren de auto’s en gaan lopend op zoek naar een bank. We wandelen door  een ontzettend smerige stad. Open riolen, overal bergen vuilnis op straat en alles zwart van de stof. Het is interessant om eens te zien hoe het hier toegaat, maar dan is het ook wel weer genoeg. We vinden een bank, maar die was dicht, we  horen van voorbijgangers dat hij om drie uur weer open zou gaan, een half uurtje wachten. We lopen nog wat rond en zien dan opeens een PIN automaat, ik probeer mijn giropasje en ja hoor, hij doet het nog ook, het geldprobleem is ook weer even opgelost. De hoop om een goede wegenkaart van Pakistan te vinden in deze stad hadden we al opgegeven, dus we waren klaar en gingen terug naar de Jeeps. We reden de stad weer uit  en tankten ergens langs de weg de Jeeps weer vol. We hadden gezien dat de benzine bij de officiële pompstations bijna twee keer zo duur was als de Iranese benzine in de zwarte verkoop. Nu zaten we nog vrij dicht bij Iran, maar verderop zou het wel steeds moeilijker worden goedkope benzine te vinden. Na het tanken reden we in zuidelijke richting de stad uit. Het was een bochtige bergweg, met veel vrachtverkeer maar de vrachtwagens gingen zo langzaam dat je ze zelfs op een bergweg nog makkelijk kunt inhalen. Langzamerhand reden we de bergen uit en hoe lager we kwamen, hoe warmer het werd. In een rivierbedding vonden we een redelijk kampeerplekje en we zetten de tenten op. Toen we net binnen zaten kwamen er twee mannen op een motor naar ons toe. Ze waren bewapend met mitrailleurs, maar ze stelden zich beleefd voor en maakten duidelijk dat ze van de politie waren. Een gesprek viel niet mee, want ze kenden geen Engels en na een poosje gingen ze weer. Een uurtje later, het was inmiddels donker kwam er weer een motor aan rijden, weer met twee gewapende mannen. We lieten ze binnen en ook deze mannen zeiden van de politie te zijn, deze kenden een paar woorden Engels, waaronder “very dangerous”. We begrepen al snel dat ze het niet verstandig vonden als we daar gingen slapen. We moesten de tenten maar afbreken en verder rijden. De mannen zouden ons wel bewaken als we bezig waren. Het leek ons het beste maar te doen wat ze zeiden en in een record tempo hadden we alles weer opgeruimd. We dachten afscheid te nemen, maar één van de mannen stapte bij mij in en we moesten achter de motor aan rijden. Ze probeerden iets duidelijk te maken en we vermoedden dat ze ons naar een veiliger slaapplaats wilden brengen. Toen we terug waren op de hoofdweg werden we naar een bouwplaats gebracht. Daar zat één van de politiemannen, met een medewerker van het bouwbedrijf de spullen te bewaken.

Wij konden tussen de bouwmachines onze Jeeps parkeren en veilig slapen. We aten eerst nog een paar boterhammen en gingen toen naar bed. Het werd een stormachtige nacht, door de herrie van de wind en het schudden van de Jeeps sliepen we niet erg veel. Toen het 's morgens licht werd hebben we de tentjes maar ingeklapt en zijn we verder gereden. We dachten nu in een veiliger deel van Pakistan te komen, maar dat bleek niet echt het geval te zijn. Er waren de hele tijd al veel politieposten langs de weg, maar we konden steeds doorrijden totdat we 's middags een keer moesten stoppen. We moesten wachten, maar we begrepen niet echt wat er aan de hand was, maar de politiemannen kenden ook geen Engels, dus konden niet uitleggen wat de bedoeling was. Op een gegeven moment konden we weer gaan, maar we reden nog maar net toen we ingehaald werden door een politie wagentje met een paar gewapende mannen achterin.

 Ze gebaarden te volgen en ze reden voor ons uit, na een paar kilometer stopten ze, maar ze werden afgelost door een volgend politie wagentje. Zo ging het nog een paar keer door tot we bij de provincie grens waren. We waren het onderhand wel zat om achter die politiewagens aan te scheuren en dachten dat we er nu wel vanaf waren, maar dat viel tegen. We moesten weer blijven wachten en na een poosje kwam er een wagentje van de politie van de nieuwe provincie. We volgden ze totdat ze stopten en vertelden dat we alleen verder konden. We dachten dat we nu wel op veiliger terrein zouden zijn, maar dat zal ook wel niet het geval zijn, want op dit stuk weg stonden ongeveer om de driehonderd meter gewapende politiemannen. Het leek ons geen goed idee om hier te gaan kamperen, dus we reden maar door tot de volgende stad, Sukkur. We vroegen bij de politie post een hotel, ze noemden een naam en wezen een richting aan. Het wijzen hier hebben we nog steeds niet onder de knie en we vonden het hotel niet. We vroegen het bij een pompstation en een behulpzame man reed voor ons uit op zijn motor. Door de kleinste straatjes, waar amper een auto inpast en dan nog vol met voetgangers fietsers en brommertjes. Wonder boven wonder zonder iets te raken, kwamen we na een poosje midden in het centrum inderdaad bij een hotel. We bedankten de man en er ging direct al weer iemand voor ons vragen of er een kamer vrij was, maar hij kwam al snel weer naar buiten dat het vol was. Verderop in de straat zou nog een hotel moeten zijn , maar hoewel er wel een bord stond, wist niemand het te vinden. Het was inmiddels donker geworden en we wisten echt niet meer hoe we het centrum uit moesten komen. Er stonden daar Riksja’s, een soort bromfiets taxi’s en we vroegen daar nog maar eens naar hotels met parkeerplaats. Op een gegeven moment noemde iemand de naam van het hotel wat de politie ook genoemd had. We gaven hem een paar roepie’s en hij zou voor ons uit rijden. Na weer een spannend ritje door de nauwe straatjes stonden we voor een groot hotel.

 

We vroegen naar een kamer en de prijs was redelijk. Toen we op de kamer waren vroegen de jongens die de tassen gedragen hadden of we bier of whisky wilden. Het was wel erg duur, maar na ruim een week zonder had ik toch wel heel veel trek in een biertje. We hebben dus onder het genot van een biertje even uit zitten rusten van de enerverende rit door Pakistan van die dag. Na een heerlijke warme douche ( voor het eerst sinds vijf dagen ) aten we lekker in het restaurant van het hotel en gingen we bij gebrek aan een alcohol houdend drankje maar weer op tijd naar bed. Het was nu oudejaarsdag en we wilden we naar een grote plaats rijden, om daar te kijken hoe oud en nieuw in Pakistan gevierd wordt. We dachten naar Multan te rijden, op ruim vierhonderd kilometer. De rit begon goed, over vierbaans wegen, zodat je makkelijk de langzame vrachtwagens in kon halen. Je moet in Pakistan op de vierbaanswegen wel goed op blijven letten, want ze lopen dwars door de dorpen en dan zitten ze ook vol met trekkers, fietsers en voetgangers. Ook spookrijden schijnt hier normaal te zijn, dus het gebeurde regelmatig dat we opeens tegenliggers hadden op onze eigen weg helft.

Van politie bewaking of escortes hadden we hier geen last meer. De mensen leken zich ook weer veel vriendelijker te gedragen naar ons toe, dus dit zou wel weer een veiliger deel van Pakistan zijn. Op een gegeven moment raakten we op één of andere manier van de hoofdroute af. Er waren veel wegwerkzaamheden en dan zakte de snelheid van de vrachtwagens terug naar één á twee kilometer per uur. De auto’s met iets meer haast probeerden dan op alle manieren in te halen, met als gevolg dat het een complete chaos werd op de weg. Wij deden dapper mee, links inhalen, rechts inhalen , haaks oversteken, we begonnen er zelfs wel aardigheid in te krijgen, maar het schoot voor geen meter op, dus de geplande nacht in Multan zouden we niet gaan halen. Aan het einde van de middag kwamen we bij de stad  Bahawalpur. Op het moment dat we gingen vragen aan een agent of er een hotel was zagen we een bordje van een guest house. We reden er heen en het was een luxe villa met een mooie kamer er in voor de gasten. We hadden geen Pakistaanse roepie’s meer, maar uiteindelijk konden we duidelijk maken dat we de volgende morgen zouden betalen. We gaven onze paspoorten als borg en liepen het stadje in. Het stadje was veel minder hectisch als de Pakistaanse steden die we tot dan toe gewend waren. We vonden zowaar een bank met een PIN automaat en een internet café. We kochten wat spullen om de oudejaarsavond door te komen. Helaas geen alcoholische dranken te krijgen, dus het werd weer koffie en cola. We lekkere koeken en zoutjes, dus we konden toch een lekker avondje zitten. Op straat hoorde of zag je niets van festiviteiten, de jaarwisseling zou hier dus wel ongemerkt voorbij gaan. Wij vierden oud en nieuw samen op de kamer, de jaarwisseling ging inderdaad ongemerkt voorbij , op een paar SMS-jes van thuis na, was het een heel gewone avond. Ook nieuwjaarsmorgen was er niets bijzonders te merken, op straat was het net zo’n chaos als altijd. We stopten nog even in de hoofdstraat, om nog even te internetten en groenten te kopen. Ook tankten we de Jeeps nog vol met inmiddels weer flink dure benzine (ongeveer € 0,80 per liter). We wilden toch met volle tanken Pakistan uit, want we verwachten dat het in India nog duurder zou zijn. Het weer viel tegen, het was de hele dag bewolkt en er viel zelfs af en toe een spatje regen en het werd niet warmer dan 13 graden. De weg die we reden was redelijk rustig en liep door veel dorpjes heen, waar weer veel te zien was.

 Het landschap was niet erg geschikt om te kamperen, allemaal akkers, maar rond een uur of half vier zagen we een stukje braak liggend terrein. We reden het veldje in en konden een geschikt plekje vinden om de tenten op te zetten. Herman zette de grote tent op, want ik ging eerst nog even sleutelen. Er moest een olielekkage aan het stuurhuis van mijn Jeep verholpen worden. Net voor donker was alles weer klaar en konden we een rustig avondje houden. De gedachten waren nog wel veel bij thuis, vooral de gezelligheid rond oud en nieuw hebben we toch wel gemist. Het is wel een prettig idee dat de mensen thuis de volgende dag weer allemaal aan het werk moeten en wij lekker door kunnen gaan met vakantie houden. Na een rustige, mistige nacht ontbeten en de tenten opgeruimd in de regen, niet veel, maar het bleef steeds een beetje spetteren. De hele dag bleef het bewolkt, maar we hebben wel lekker gereden langs de Indiase grens. Veel kleine dorpjes en een bijna Nederlands landschap, groen en vlak. Veel trekkers op de weg, met allemaal een grote megafoonspeaker erop waar knalhard en vervormd Islamitische muziek uit blèrde.

 Waarschijnlijk als arbeidsvitaminen als ze op het land aan het werk zijn, maar geen gehoor onderweg. In de middag waren we in een dorpje aan de Indiase grens, we waren nog niet van plan India al in te gaan, maar nu het zo dichtbij was dachten we, waarom niet?  Nou omdat er geen grenspost was en we wilden wel een officieel uit en in stempel op het paspoort en de carnet de passage, dus zijn we maar verder gereden. Het zou toch wel de weg van Lahore naar Amritsar worden, dat was wel wat noordelijker dan gepland, maar daar was wel een officiële grenspost. Daar moesten we dan eerst nog wel zien te komen. We hadden nog steeds geen fatsoenlijke kaart van Pakistan en we zaten in een stuk waar niets stond op de kaart die we wel hadden. We probeerden dus over kleine weggetjes in de richting van Lahore te komen, dat viel nog niet mee, want steeds hielden de weggetjes op of liepen na het volgende dorpje de verkeerde kant op. Er zijn ook bijna geen kampeerplekjes te vinden, alles is landbouwgrond. Op een gegeven moment zagen we een strook ongebruikte grond langs een kanaal. We zijn een stukje het weggetje langs het kanaal in gereden en hadden net voor donker, en voordat het weer begon te regenen de grote tent staan. De kleine tentjes hebben we later toen het weer droog was opgezet. De volgende dag weer zigzaggen op kleine weggetjes, om een uur of twee waren we bij Lahore, dat was wel een echte stad, met brede straten en veel verkeer. We reden één weg te ver in zuidelijke richting de stad uit, we hadden geen zin om de stad weer in te gaan, dus we moesten oversteken naar de juiste weg. Op goed geluk zijn we linksaf geslagen, een klein weggetje in tussen de landerijen door. We vonden het te laat om nog naar de grens te gaan, dus we zochten een plekje om te kamperen tussen de akkertjes.

 

Al snel kwamen er een stelletje mensen uit het dichtst bijzijnde dorpje naar ons toe. Eén van hen sprak Engels, we vroegen of we konden slapen, dat was geen probleem, het was grond van de overheid en er waren geen beperkingen. We moesten wel oppassen voor dieven, dus we hebben gezegd dat we alles goed op slot zouden houden. Als er problemen waren konden we naar het dorp komen en naar de jongen vragen die het woord deed. Hij zou alles doen om ons verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Op de vraag of er wel eens meer buitenlanders hier geweest waren, antwoordde hij dat hij nog nooit een buitenlander in het dorp gezien had. Hij vertelde ook nog dat het weggetje waar we op reden door liep naar de hoofdweg die naar de Indiase grens liep. We waren dus bijna Pakistan weer uit, een heel bijzonder land om doorheen te rijden, we zijn allebei blij dat we door de wijziging in onze planning dit konden meemaken. Nu op naar India om te zien wat dat voor ons in petto heeft.De volgende morgen bij het ontbijt werden we nog met een bezoek vereerd van de plaatselijke dorps jeugd. Eén kon er Engels, dus de gebruikelijke zaken konden weer besproken worden. Hoe heet je, waar kom je vandaan, waar ga je naartoe enzovoort. Nadat ze weer weg waren ruimden we de spullen op en vertrokken richting grens, dat dachten we tenminste. Het werd een paar uur zigzaggen over modderpaadje, door kleine dorpjes en op smalle weggetjes tussen landerijen door. Uiteindelijk kwamen we toch weer in Lahore terecht en moesten we gewoon de hoofdweg van Lahore naar de grens nemen. Op onze zoektocht over de kleine polderweggetjes stuitten we nog wel op een autokerkhof vol met militaire Jeep pickups ( het officiële M nummer is me even ontschoten).

Als we een vrachtwagen bij ons gehad hadden, hadden we er zeker een paar opgeladen, helaas moest het bij kijken uit de verte blijven, maar we weten nu waar ze staan.