Drama in Malawi.

(en hoe het allemaal toch nog goed afliep)

Ook de paden in het noordelijke deel van het Nyika park waren weer mooie 4x4 routes. Steile klimmen en afdalingen, soms los zand en smalle paden tussen hoog gras. We wilden een rondje langs een paar uitzichtpunten te maken om dan via de noordelijke uitgang het park te verlaten. Het was jammer genoeg vrij nevelig, dus de uitzichten waren minder mooi dan bij helder weer.

 Onderweg bleek al snel dat mijn reparaties van de vorige dag  niet erg succesvol geweest waren. De motor van mijn Jeep kreeg nu niet meer te veel benzine, maar te weinig. Bij elk serieus klimmetje liep de motor van mijn Jeep slecht, of hij sloeg af. Ik had geen zin om er direct wat aan te doen omdat het op de gewone weg wel mee zou vallen, dus ik knoeide zo door. Herman bleef op me wachten als ik weer stil viel en als ik weer in zijn spiegel te zien was reed hij weer verder. Nadat we de alle uitzichtpunten bekeken hadden zochten we een paadje naar de uitgang van het park. Het pad werd steeds kleiner en de passages werden steeds moeilijker. Ik kreeg dus ook steeds meer problemen om mijn Jeep aan de praat te houden. Mijn humeur was inmiddels aardig tot het nulpunt gedaald en toen Herman weer een keertje op me stond te wachten zei ik door de bak, ”blijf maar staan, ik kijk eerst wat er aan de hand is”. Door ervaringen van het begin van de reis dacht ik dat het probleem in de brandstofpomp zou zitten. Ik sleutelde op het pad de drukregelaar uit de pomp en daar zat inderdaad wel wat vuil in. Ik zette het spulletje weer in elkaar, schroefde de druk weer wat hoger en probeerde weer te starten. Mijn jeep startte direct weer en leek weer goed te lopen. Ik wilde net de motorkap weer dichtgooien toen ik zag dat Herman’s Jeep, die iets verder in het vrij steile pad stond, begon te bewegen. Ik gaf nog een brul naar Herman, maar die kon de twintig meter naar zijn Jeep niet snel genoeg meer overbruggen. De jeep rolde het pad af en kreeg steeds meer snelheid. Al snel was de Jeep uit het zicht, we zagen alleen twee sporen in het manshoge gras. We konden weinig anders doen dan de sporen uitlopen en hopen dat er niet te veel in de weg stond, maar ik dacht in de verte een klap te horen en had er niet veel hoop op. Nadat we een paar honderd meter het spoor uit gelopen hadden zagen we een stevige boom met een grote afgeschaafde plek erop, dat was geen goed voorteken. Tien meter verder staken er vier wielen boven het hoge gras uit. Zo te zien was de Jeep voluit met het linker voorwiel tegen de boom geklapt en met een salto tien meter verder op zijn dak terecht gekomen.

 Nadat we wat dichter bij gekomen waren konden we de situatie wat beter bekijken. Het linker voorwiel stond ongeveer een meter verder naar achteren dan normaal en in de hoop verwrongen metaal was nauwelijks meer de voorkant van een Jeep te herkennen. We stonden even een beetje verslagen naar het tafereel  te kijken. Ik zei tegen Herman dat het toch wel triest was dat Cleopatra zo aan haar eind moest komen. Dat hij na 25 jaar Jeep rijden toch wel moest weten dat de parkeerrem van een CJ niet echt betrouwbaar is. Zeker omdat zo’n gevalletje al eens eerder gebeurd was.  Herman suste me een beetje en al gauw kwam de ware Jeepers spirit weer boven. We konden Cleopatra, waar zoveel jaren Jeep plezier en mooie herinneringen bij horen hier natuurlijk niet laten liggen. We hadden wel het idee dat we beter geen hulp konden gaan halen, want voor een neutraal persoon, die zonder sentimenten het wrak zou zien liggen was ongetwijfeld de reactie geweest, haal de spullen die je nog wilt hebben er maar uit en laat de rest maar achter. We zouden dus op eigen kracht Cleopatra weer boven moeten krijgen. Ik liep de heuvel weer op, het was wel steil, maar ik dacht wel dat ik met mijn Jeep naar beneden en ook weer naar boven zou kunnen rijden. Ik stuurde mijn jeep het spoor in en probeerde of ik achteruit weer omhoog kon komen, wat niet echt lekker ging, omdat de motor nog steeds niet goed echt liep. Ik had ook nog een volle gastank en probeerde of hij op gas beter liep. In het begin wilde het niet erg, maar toen ik het luchtfilter, wat bijna dichtzat door de stof, van mijn carburateur afgehaald had liep mijn Jeep weer goed op gas. Voor dit noodgeval moest het dus maar even zonder luchtfilter. Ik reed voorzichtig door naar beneden. Herman was al bezig om spullen bij elkaar te zoeken die rond het wrak verspreid lagen. We moesten voorzichtig te werk gaan, want overal lag benzine en olie en brand in het lange droge gras zou de ramp compleet maken. We rolden de lierkabel een flink stuk uit en van een veilige afstand trok de lier zonder veel problemen de Jeep eerst op zijkant en toen weer op zijn wielen.

Nadat we de Jeep met de lier een beetje uit de gevaren zone getrokken hadden konden we de situatie wat beter bekijken. De linker chassisbalk was helemaal in elkaar gefrommeld, de linker voorveer was afgebroken, de stuurstang was in een soort S bocht gebogen en van het plaatwerk linksvoor was ook niet veel meer over. Door de klap was ook de rolbeugel een centimeter of vijf scheef komen te staan, waardoor ook de kap aan alle kanten gescheurd was. Door de stevigheid van het frame waar de tent op gemonteerd zat, was de vorm van de achterste helft gelukkig nog wel aardig goed gebleven. Nadat we het linker voorwiel een beetje vrij gemaakt hadden en de stuurstang los gemaakt hadden, zodat we de wielen een beetje konden sturen, konden we beginnen om het wrak naar boven te lieren. De eerste dertig meter ging het redelijk, maar toen begonnen de accu’s het op te geven. Het was steeds een paar minuten de motor laten draaien en dan weer een paar seconden lieren. Na een halve meter gaf de lier het dan weer op en als je dan de Jeep weer terugzakte op het reservewiel wat we als terugrij beveiliging gebruikte, waren we maar dertig centimeter opgeschoten. Op deze manier ging het erg langzaam en toen het donker werd hebben we onze pogingen maar gestaakt. We hebben zo goed en zo kwaad als het ging de Jeeps een beetje vlak geparkeerd om tentjes op te kunnen zetten. Herman’s tent had de klap redelijk overleefd, de vloerplaat was wel versplinterd en de buizen waren wat krom, maar na wat buigen aan de stokken en hier en daar wat balkjes onder de vloer kon Herman toch redelijk liggen in zijn tent. De proviandkist en het kooktoestel, die achter in de Jeep zaten waren goed heel gebleven en Herman kon dus een lekker macaroni maaltje gaan koken.

 Na het eten en een bak koffie zijn we op tijd gaan slapen. Na een goede nachtrust werden we op zondagmorgen weer uitgerust wakker. Zodra ik uit bed kwam startte ik mijn Jeep weer om de accu’s weer op te laden. Tijdens het ontbijt zaten we te filosoferen hoe het verder zou moeten met Cleopatra. We hadden er niet veel hoop op dat we haar weer rijdend zouden krijgen. Het zou wel in een container naar huis sturen worden en dan een aanhangertje kopen om de Herman’s daktent daarop monteren om de reis voort te zetten. Het transport zou alleen wel prijzig worden, dus de volgende oplossing die we bedachten was de achterste helft van het wrak om te bouwen tot aanhanger om op die manier Cleopatra nog voor een deel thuis te krijgen. Zo gingen we nog een poosje door, maar het was allemaal wel een beetje voorbarig natuurlijk, want we waren nog niet eens halverwege de helling. Toen we de ontbijtspullen weer opgeruimd hadden had mijn Jeep inmiddels anderhalf uur gedraaid en waren de accu’s flink opgeladen. We lierden toen iets meer met beleid, alleen op de onderste laag van de trommel, zodat het wat minder kracht kostte. Op deze manier ging het een stuk beter en in stappen van ongeveer vier meter hadden we Cleopatra voor de middag weer boven op het pad. We waren heel blij met dit resultaat, maar we waren er natuurlijk nog niet. We moesten de Jeep nu gaan slepen, maar zonder remmen en stuur, over paadjes die op een jamboree niet zouden misstaan, was dat eigenlijk een onmogelijke klus. We hadden wel een vaste sleepstang bij ons, dus we dachten dat slepen zonder remmen nog wel te doen was, maar de besturing zou toch wel weer enigszins moeten werken. We gingen dus met het gereedschap wat we hadden maar aan de gang om de Jeep weer aan het sturen te krijgen. De eerste vereiste was om de vooras weer een beetje op zijn plek te krijgen. De beste manier om dat te doen leek ons om de trekhaken van allebei de Jeeps maar aan twee bomen vast te zetten en dan de lier tussen de Jeeps en trekken maar. Tijdens het manoeuvreren om de Jeeps tussen twee bomen te krijgen merkten we pas goed dat we zonder stuur echt niet hoefden te gaan slepen, maar na een flinke tijd tobben hadden we het toch voor elkaar en konden we gaan lieren. Het resultaat was prima. Het linker voorwiel kwam zeker weer een halve meter naar voren en de as kwam weer een beetje recht onder de jeep te staan.

We konden nu de verbogen stuurstang uit de motorruimte krijgen en een beetje recht buigen. Het volgende probleem was dat de afstand tussen het stuurhuis en de stuurkolom veel te kort was. Daar paste de rechtgebogen stuurstang niet tussen. We moesten dus op één of andere manier de chassisbalk nog verder in de originele vorm krijgen om het stuurhuis verder naar voren te krijgen. We hadden daar wel ideeën voor, maar het was al weer ver in de middag en we wilden niet dezelfde fout maken als de vorige dag, dat we in het donker een bivak moesten maken. We stopten dus maar met onze werkzaamheden en zetten de tentjes maar weer op. Omdat we eigenlijk maar één dag in het park wilden blijven en dan naar de kust zouden gaan waar we konden winkelen waren onze voorraden niet zo goed op peil. We moesten het dus weer doen met een macaroni maaltje en zonder biertje, want dat was ook op. De maaltijd smaakte na een dag hard werken toch weer prima en omdat er op de helling verder niet veel te beleven was gingen we na de koffie maar weer op tijd naar bed. Op maandagmorgen waren we allebei om zes uur, toen het weer licht werd, weer wakker. We aten als ontbijt het laatste halve brood wat we hadden op en gingen weer aan de slag. Met behulp van allerlei rommel die we in onze jeeps gevonden hadden, zoals draadeinden, bouten, moeren, ijzeren strippen en plaatjes, probeerden we de chassisbalk weer enigszins in vorm te krijgen. Het belangrijkste stuk gereedschap was toch de andere Jeep.

Met de lier en sleeplint konden we met veel rukken en trekken nog wel wat voor elkaar krijgen. Op een gegeven moment hebben we mijn Jeep met de trekhaak bovenop de bumper van Herman’s Jeep geparkeerd, waardoor bijna al het gewicht op de verbogen chassisbalk kwam. De chassisbalk kwam toen weer aardig in model en nadat we de chassisbalk ”gespalkt” hadden met een deel van de sleepstang bleef de chassisbalk redelijk in vorm, zelfs toen we de Jeep weer op zijn wielen gezet hadden. Waar we voor bezig geweest waren was gelukt, we konden de stuurstang weer tussen de stuurkolom en stuurhuis zetten. Helaas was de ingaande as van het stuurhuis zo krom dat de stuurstang niet meer rond kon draaien, dus we kwamen er niet veel verder mee. Op dat moment kwam het onbekrachtigde stuurhuis, dat we ook al jaren op al onze reizen meeslepen, goed van pas. Het was alleen alweer tijd geworden om te stoppen. We zetten op dezelfde plek als de avond ervoor de tentjes maar weer op en maakten maar weer een macaroni maaltje klaar. We waren toch wel tevreden met het resultaat van een dag werken. Cleopatra begon alweer steeds meer op een Jeep te lijken. Ergens heel diep in ons achterhoofd begon zelfs de gedachte alweer op te komen dat er misschien wel een kans was dat Herman weer op eigen kracht kon gaan rijden.

Op dinsdagmorgen moesten we het ontbijt doen met het een pak zoekgeraakte crackers dat we na de koprol van Herman’s Jeep weer gevonden hadden. Het pak was al gekocht toen Arno nog bij ons was, maar het was op één of andere manier verdwenen. Het was nu weer tevoorschijn gekomen en kwam goed van pas. Met dik kaas en pindakaas (dat hadden we nog voldoende) smaakt zo’n cracker prima en zo hadden we toch nog een prima ontbijtje. Voor de zekerheid bewaarden we nog maar een half pak voor de volgende morgen, want we wisten immers niet hoe ver we die dag zouden komen. Toen we dinsdagmorgen het andere stuurhuis onder de Jeep geschroefd hadden konden we weer sturen. We vonden dat we toen wel konden vertrekken en we ruimden alle spullen weer op. Toen we de Jeep het pad op wilden slepen merkten we direct dat we op de steile hellingen erg voorzichtig moesten zijn met de zwaar beladen Jeep zonder remmen. Al snel zat de sleepstang dubbel tussen de twee Jeeps, maar na een poosje knoeien stonden de Jeeps toch achter elkaar op het pad en konden we gaan slepen. We hadden een kaartje van het park en daarop was te zien dat we al vrij dicht bij de hoofdweg waren. We wisten alleen niet hoe het pad er verderop uit zou zien. We wisten wel dat de weg terug rijden niet gemakkelijk zou zijn, dus we gokten maar dat de route verder beter zou zijn.

De eerste paar honderd meter waren steil afdalend, het bleek al snel dat het heel lastig was om de combinatie in bedwang te houden. Eerst probeerde ik nog bij het afdalen achter Herman te gaan rijden met de sleepstang er tussen om hem makkelijker af te kunnen remmen, maar dat werkte niet echt, dus ik ben toen toch maar voorop blijven rijden. Heel langzaam, met twee voeten op het brede rempedaal van mijn Jeep gingen we de helling af. Tussendoor moesten we nog een keer stoppen om de stuurstang weer in elkaar te zetten. Als het pad weer even stijgend werd rekte Herman’s jeep weer zover uit dat de stuurstang weer uit elkaar schoof, zodat hij geen stuur meer had. Met een paar aantrekbanden zorgden we dat de stuurstang niet meer uit elkaar schoof. Nu kwam de stuurkolom een stuk verder naar binnen bij afdalen, maar Herman kon nu in ieder geval blijven sturen tijdens het klimmen. Het schoot niet erg hard op, vijf kilometer per uur berg op en twee kilometer per uur bergaf, maar we kwamen vooruit. Helaas moesten we na een paar kilometer toch stoppen, omdat we bij een riviertje kwamen. Er was ooit wel een brug geweest, maar daar was niet veel meer van over dan een paar vermolmde boomstammen. Het was wel een heel mooi plekje en het water in het riviertje zag er heel helder uit, dus we besloten direct daar te blijven om te kamperen.

We konden ons lekker wassen in het riviertje, daar waren we wel aan toe na drie dagen sleutelen. Ook konden we weer eens even lekker in de zon zitten zonder iets te doen. Een biertje er bij had lekker geweest, maar dat hadden we jammer genoeg niet meer. Het diner werd weer een macaroni maal met als dessert een bak koffie en daarna weer op tijd naar bed. De volgende morgen, woensdag, aten we de andere helft van het pak crackers op als ontbijt en daarna vertrokken we. We zouden nu niet meer voor verassingen komen te staan, want we gingen nu precies dezelfde weg terug die we gekomen waren. We hoopten ook dat we  die dag de camping waar we vandaan kwamen konden halen. Daar was een restaurant en dan konden we tenminste weer eens wat anders eten en misschien wel een paar biertjes kopen. Bij de plek waar alles gebeurd was stopten we nog een keer. Herman wilde nog één keer zoeken naar het bovenste deel van zijn lier. Het was het enige onderdeel van de Jeep dat we nog niet terug gevonden hadden. We  hadden er al een paar uur naar gezocht en ook deze laatste poging bleef zonder resultaat. Het slepen ging vrij goed. Bij sommige klimmetjes had ik wel de sperren en de lage gearing nodig, want je voelt het wel dat er twee en halve ton extra mee omhoog moet.

Nog even een spannend moment bij een niet al te degelijk uitziend bruggetje. Door de korte sleepstang zouden we met twee Jeeps tegelijk over het bruggetje gaan. We hadden niet het gevoel dat het bruggetje dat zou kunnen dragen, dus we moesten iets anders verzinnen. Met een lang sleeplint zou wel kunnen, maar het lastige dan was dat Herman’s Jeep geen remmen had en dat de weg naar de brug toe naar beneden liep.  We hadden ondertussen wel gemerkt dat de versnellingbak nog werkte. De koppeling kon niet bediend worden, maar stilstaand kon je de Jeep wel in de versnelling zetten. In de eerste versnelling bleef hij staan op de weg naar de brug toe. Nu kon het lange lint er wel tussen en zo kon ik met Herman op veilige afstand achter me over het bruggetje rijden. Door deze actie wisten we ook direct dat de motor nog draaide. Er liep wel van alles aan, maar de motor zat in ieder geval niet vast. We wilden hem alleen niet teveel laten draaien, want er zaten een paar gaten in het carter en dus geen olie meer in de motor. De laatste tien kilometer naar de camping werd de weg beter en nu konden we iets sneller vooruit komen. Rond een uur of drie stonden we weer op ons oude plekje van een kleine week geleden. Met mijn Jeep reden we naar de receptie en daar boekten we voor twee nachten, want we wilden de volgende dag gaan proberen de remmen weer werkend te krijgen. We kochten ook een paar flesjes bier en bestelden een warme maaltijd voor ’s avonds. Toen we terug kwamen op de camping, was de camping beheerder kennelijk blij ons weer te zien,hij kwam een grote stapel brandhout brengen en hij stookte het douchewater nog eens lekker op.

We konden vast een kampvuurtje aanmaken om nog even  lekker te kunnen zitten met een biertje, om te vieren dat we weer zover gekomen waren. We konden ook lekker warm douchen voordat we bij het restaurant gingen eten. Het eten viel iets tegen. Het smaakte goed, maar het was vrij weinig, zeker als je in aanmerking nam dat het vijftien dollar per persoon kostte. Toen we hoorden dat een ontbijt de volgende morgen tien dollar per persoon zou gaan kosten besloten we maar om toch de proviand kist maar eens goed door te zoeken om nog iets eetbaars te vinden. We eindigden de avond met een lekker biertje bij het kampvuur en gingen met een redelijk voldaan gevoel weer slapen. Voor het ontbijt de volgende morgen vonden we nog een paar pakken met noodrantsoen koeken die we op ons afscheidsfeest thuis van nicht Mirjam gekregen hadden. We maakten een pakje open en de smaak viel niet eens tegen. Ook deze dingen waren met dik kaas er op goed te eten. Samen met een opgewarmd blikje witte bonen in tomatensaus was het toch weer een prima ontbijt.

De rest van de dag waren we bezig met de remmen van de Jeep. Doordat de vloer onder de pedalen helemaal naar binnen gekomen was kon het rempedaal niet meer bewegen. Met behulp van de krik en op maat gezaagde boomstammen en stalen buizen kregen we de vloer weer een stuk beter in model, zodat de pedalen weer konden bewegen. Een grote meevaller was dat de remmen het verder gewoon nog deden. Het remsysteem lekte nergens en met een beetje hard trappen, omdat de rembekrachtiging het zonder lopende motor natuurlijk niet deed, kon er weer meegeremd worden. Herman zat ook weer een stuk prettiger achter het stuur omdat zijn voeten nu veel meer ruimte hadden. We verstevigde ook de geimproviseerde voorwiel ophanging nog een beetje, want we hadden voor de volgende dag een rit van 120 kilometer in de planning.. We wilden de volgende dag terug naar het Matunkha Center, waar de camping met Nederlandse leiding was. We hoopten daar een plekje te vinden om verder te sleutelen en dachten dat ze daar ook wel adressen zouden weten waar we de nodige spullen konden kopen.

Als het allemaal zou lukken waren we op één september weer in de bewoonde wereld. We hadden daar de hele tijd naartoe gewerkt, omdat op die datum nicht Margriet ging trouwen. We konden dan in ieder geval weer bellen om ze te feliciteren. We hadden natuurlijk eerst nog een avond op de hoge camping in het park voor de boeg. Weer een macaroni maal en weer een groot kampvuur, maar deze keer wel met een lekker gevoel omdat het er steeds meer hoop op kregen dat we onze reis toch met twee Jeeps konden vervolgen. De volgende morgen kwamen we op tijd uit bed en na een ontbijtje met het tweede pak noodkoeken en een restje macaroni van de vorige avond gingen we op weg. We reden deze keer de hoofdroute door het park, maar het bleek al snel dat de weg zeker niet beter was als de alternatieve route die we een week eerder gereden hadden. Er zaten pittige hellingen in en ook nu moest de lage gearing er regelmatig aan te pas komen. Het afdalen was wel een stuk makkelijker doordat Herman weer mee kon remmen, dus we schoten toch redelijk op. Om twee uur waren we bij de poort van het park. We waren acht dagen in het park geweest, maar we hadden bij binnenkomst nog maar twee dagen betaald. We waren benieuwd wat ze daar van zouden zeggen. Na een poosje praten hoefden we alleen de laatste twee nachten, die we op de camping gestaan hadden, bij te betalen. Heel schappelijk geregeld dus. De laatste 60 kilometer naar de camping gingen redelijk, het eerste stuk nog een paar flinke heuvels, maar later werd de weg vlakker en breder zodat we soms wel twintig kilometer per uur konden halen. Om kwart voor zes, net voor donker waren we bij de camping. ’s

Avonds in het restaurant troffen we de Nederlandse leiding van de camping. Ze hoorden ons verhaal aan en boden direct alle medewerking aan om op de camping de Jeep weer rijklaar te krijgen. Het was dus een goede gedachte geweest om naar deze camping terug te gaan. Na een heerlijk maal voor weinig geld zaten we nog een poosje lekker bij de tent met een biertje. We belden het bruidspaar Margriet en Sebastiaan open we hoorden dat ze een prachtige bruiloft gehad hadden, met hun Jeep als trouwauto. We waren er best een beetje trots op dat we als Jeepgekke ooms ons nichtje en haar vriend zo met het Jeepvirus besmet hebben, dat ze op hun bruiloft hun jeep zo'n uitgebreide rol hebben laten spelen.

Op de zaterdag deden we weinig aan de Jeep, we gingen eerst boodschappen doen om onze voorraden weer op peil te brengen, daarna zetten we de grote tent op, dan kon Herman alle spullen die in zijn Jeep zaten daar opslaan. Op zondag gingen we met mijn Jeep een eindje rijden naar Mzuzu. We hadden een PIN automaat nodig en we wilden ook nog wat uitgebreider boodschappen doen omdat er in het dorpje waar we zaten niet zoveel te koop was. De heenweg reden we over de hoofdweg, een lekker rustig ritje. Op de terugweg wilden we toch wat meer van de omgeving zien, dus we zochten een binnendoor weggetje op.

Het was een mooie route, het probleem was alleen dat we voor een rivier uit kwamen met een brug die maar één ton kon dragen. Mijn Jeep weegt tweeënhalve ton, dus dat durfde ik niet te gokken. Vijftig kilometer terug rijden naar de hoofdweg vonden we ook geen optie, dus er moest een alternatieve route door de rivier gezocht worden. Tijdens het zoeken hebben we al diverse hindernissen genomen die bij een Jeep club trail niet zouden misstaan en de doorgang door de rivier was zeker een proef van de zwaarste categorie. Voor de ogen van de verbaasde omstanders kwamen we er toch door en we konden zonder vele kilometers omrijden en gelukkig zonder schade, de camping weer bereiken. Op één of andere manier komen we ook als we het niet willen altijd weer in zulke situaties terecht. Op maandag begonnen we met het verder uit elkaar halen van de Jeep, om de chassisbalk beter bereikbaar te maken. Aan het einde van de dag was de Jeep helemaal kaal gemaakt en toen konden we de schade echt goed bekijken. We besloten dat de linker chassisbalk er uitgezaagd moest worden om hem dan buiten de auto te restaureren en er later weer in te lassen. In de tijd dat Herman zich met de chassisbalk bezig hield zou ik dan aan de carrosserie en het draaiende gedeelte kunnen werken. Als het allemaal een beetje zou willen lukken dachten we met een week of twee wel weer te kunnen rijden.

De dinsdag werd een dagje van zagen voor Herman en plaatwerken voor mij. Herman begon om van een stuk telefoon paal wat hij op het terrein gevonden had stukken te zagen waarmee we de Jeep konden ondersteunen. Nadat de Jeep veilig ondersteund stond ging, hij met de handzaag de chassisbalk doorzagen. Hij was er de hele dag mee zoet. Aan het einde van de middag was de chassisbalk los. Er was niet echt veel meer van over, maar Herman zag toch nog wel mogelijkheden om er iets van te maken. Ik probeerde het raamframe van de voorruit weer een beetje in vorm te krijgen. Het viel me erg tegen, van te voren had ik gedacht dat je zoiets zo weer in model kon buigen. Na een hele dag knoeien vond ik het resultaat nog maar zeer matig. Het raamframe zat nog steeds vol deuken en kreukels. Ik dacht wel dat er wel weer een ruit in zou kunnen, dus dat gaf nog wel enige voldoening. We waren tenslotte niet bezig om iets echt moois te maken, het ging er uiteindelijk alleen maar om dat we weer met twee Jeeps konden rijden. Al met al dus toch een nuttige dag bezig geweest. Op woensdag gingen we weer eens naar Mzuzu. We hadden van Bert, de beheerder van de camping, de nodige adressen gekregen waar we spullen konden halen, dus met een boodschappen lijstje gingen we op pad. De belangrijkste dingen die we nodig hadden waren een slijptol en een lang verlengsnoer. We konden dan op onze kampeerplek slijpen en lassen, zodat we de Jeep niet hoefden te verslepen naar een andere plek op het terrein. We wilden ook even de auto onderdelen markt bezoeken om te kijken of daar nog iets te vinden was wat we konden gebruiken. Op de heenweg werden we aangehouden voor een politie controle. Het eerst waar ze naar vroegen was mijn rijbewijs, dat was natuurlijk geen probleem. Daarna vroegen ze naar mijn verzekering, dat was iets lastiger, want die had ik niet. Ik hield de agent een beetje aan het lijntje door er wat omheen te praten en te zoeken in mijn portefeuille. Opeens dacht ik aan het verzekeringsbewijs dat we in Zambia gekregen hadden. Ik had het eigenlijk al weg willen gooien, maar het zat nog tussen de stapel papiertjes die als kladblaadjes tussen de voorruit zaten. Ik zocht het papiertje op en zowaar nam de agent er genoegen mee. Hij wees me er nog wel even op dat het nog maar twee dagen geldig was, het was kennelijk 28 dagen geleden dat we Zambia binnen gekomen waren en toen mochten we weer doorrijden. In Mzuzu aangekomen gingen we eerst naar de supermarkt. We wilden nog wat aardappels kopen, maar kennelijk was de voorraad nog niet aangevuld sinds we de laatste keer het hele vak leeg gekocht hadden. Zonder aardappels, maar wel met wat andere nuttige zaken zoals bier en chips gingen we de winkel weer uit op weg naar de markt.

Op de markt was van alles te koop op auto gebied. Na een poosje zoeken vonden we iemand die tweedehands bladveren verkocht. Bij de linker voorveer van Herman’s Jeep waren ook alle bladen gebroken, dus daar moest ook iets vervangend voor komen. Na een poosje meten en onderhandelen hadden we een verenpakket voor Herman en nog een paar losse veerblaadjes om een gebroken blad in mijn achterveren te vervangen. Het hele spulletje moest zo’n 60 euro kosten. Een plaatselijke onderhandelaar had misschien nog wel wat meer van de prijs af gekregen, maar wij waren er tevreden mee. Toen we vroegen of ze ook radiateuren verkochten, want de radiateur was ook flink beschadigd, werden we door de man direct de hele markt over geleid naar alle tweedehandse radiateuren die te vinden waren. Er was jammer genoeg niets bij waar we wat mee konden, maar de man verzekerde ons dat hij de volgende week iets passends zou hebben. We vonden en passant nog wel een kraampje waar ze elektriciteitskabel en stekkers verkochten, dus het verlengsnoer was ook geregeld. Op de terugweg van de markt naar de auto zagen we ook nog een verzekeringskantoortje, waar ik voor 2500 kwacha (€15) mijn auto weer voor een maand kon verzekeren, dus dat was ook geregeld. Als laatste gingen we naar een gereedschap zaak die we zondag gezien hadden. Nu was de zaak wel open en ze hadden er alles wat we nodig hadden. Een slijptol, een hydraulische krik, om plaatwerk weer in vorm te persen, ijzerzaagblaadjes en een plaat multiplex en verf om Herman’s tent mee te repareren. Helemaal afgeladen en natuurlijk heel wat Kwacha’s armer reden we weer terug naar de camping. De dag was alweer bijna om, dus behalve het verven van de houten plaat voor de tent en het in elkaar schroeven van het verlengsnoer deden we verder niets meer die middag.

De avond brachten we zoals gewoonlijk weer door bij de tent met koken en wereldomroep luisteren, eten en daarna nog een poosje lezen en computeren. We gingen weer op tijd naar bed om de volgende morgen weer fris vroeg aan de slag te kunnen. De rest van de week werkten we elke dag hard aan de Jeep. Om half zeven ’s morgens werd er een gong geluid op het terrein en dat was voor ons ook een goede tijd om uit bed te komen. Na een rustig ontbijtje waren we dan voor acht uur meestal alweer aan het werk. Herman hield zich voornamelijk bezig met de chassisbalk die gerestaureerd moest worden en ik hield me bezig met het plaatwerk van de body en ik haalde de stuurkolom en de bedrading uit het dashboard . De slijptol die we gekocht hadden gaf het na één schijf alweer op, dus er moest weer veel met de hand gezaagd worden. De chassisbalk was er erger aan toe als we gedacht hadden. Het was eigenlijk niet meer dan een verwrongen stuk metaal, vol met scheuren, deuken en knikken.

Even simpel richten was niet aan de orde. Herman zaagde de slechtste stukken uit de balk en met behulp van de nieuw aangeschafte potkrik, die het gelukkig wel goed deed en een oud vrachtwagen chassis, wat ergens op het terrein lag konden we de losgezaagde stukken weer enigszins in model persen. Daarna konden de delen dan weer in elkaar gepuzzeld worden, tot iets wat weer op een chassisbalk leek. Van een mooie ijzeren strip die we ook op het terrein gevonden hadden werden verstevigingen gemaakt en daarna kon alles weer in elkaar gelast worden. Het werk schoot zoals altijd minder hard op als we gedacht hadden, we hadden gehoopt om zaterdag avond de chassisbalk weer gemonteerd te hebben, maar zover waren we nog lang niet.

Voor het gezicht konden we de half afgemaakte chassisbalk met een touwtje op zijn plek hangen. Voor de mensen die in het weekend langs zouden lopen leek het dan tenminste nog of we wat opgeschoten waren.  Meestal werkten we tot en uur of vijf ’s middags, dan konden we net voordat de zon om zes uur onder ging nog een biertje nemen. De eerste dagen kookte Herman zelf nog een maaltje, maar de voorraden raakten een beetje op dus toen zijn we maar in het restaurant van de camping gaan eten. Het eten was daar goed en goedkoop, twee euro voor een maaltje. Het was alleen jammer dat ze van alle gerechten die op de menukaart stonden steeds alleen maar kip met patat hadden. Eén of twee keer is dat wel lekker, maar vier avonden achter elkaar wordt het toch wel minder. De avonden waren verder erg saai. Er was op de camping niets te beleven, dus het was elke avond maar weer bij de tent zitten, wat lezen of computeren en koffie drinken. Het was dan ook nog vrij fris en het waaide vaak hard, zodat je ook nog niet eens lekker warm kon zitten. Ook overdag waaide het vaak heel erg hard, wat heel lastig was tijdens het werken aan de Jeep, omdat alles wat een beetje licht was steeds wegwaaide. Op vrijdagavond ontdekte ik dat er op het Mathunka Center ook een draadloos computer netwerk was, met een internet verbinding. Ik kon toen bij de tent op mijn eigen laptop internetten, dat gaf wel wat afleiding. Op zondag namen we een dagje vrij. We reden naar Vwasa Marsh, een natuurpark op ongeveer dertig kilometer vanaf de camping. We reden een poosje rond door het park, maar we werden helemaal gek van de vliegen die in de in de Jeep terechtkwamen en dan overal begonnen te steken. Het rijden was op die manier niet leuk meer, dus we besloten maar terug te gaan naar het meertje bij de ingang om daar een biertje te gaan drinken.

Het was een goede beslissing, want bij het meertje liep een hele kudde olifanten. We zaten een uurtje naar de badderende en modderende beesten te kijken. Zo langzamerhand vertrokken ze allemaal naar de andere kant van het meer dus toen ze uit het zicht verdwenen waren gingen wij ook maar weer. Op de camping in het park zagen we nog een oude DAF vrachtwagen staan. Een zwaardere uitvoering van het type vrachtwagen waarvan Herman eigenaar is, daar moesten we natuurlijk meer van weten. Er waren twee mannen bij die uit Namibië kwamen. Ze waren de materiaalwagen voor een groep toeristen die met een bus door Zuidelijk Afrika rond toerde.

Toen we net op het punt stonden om weer weg te gaan kwam de groep terug uit het park. Het waren allemaal Nederlanders, dus we konden nog hier en daar een praatje maken. Het werd uiteindelijk dus toch wel een geslaagd bezoekje aan Vwasa Marsh. Gelukkig hebben we geen slaapziekte opgelopen, want de vliegen die ons lastig vielen bleken Tsetse vliegen te zijn, de vliegen die slaapziekte kunnen overbrengen. Terug op de camping luisterden we nog een poosje naar langs de lijn op de wereldomroep en ’s avonds aten we weer een kip met patat maaltje in het restaurant. Na deze rustige zondag zaten we weer vol energie om weer verder te gaan met onze pogingen Herman’s Jeep weer rijdend te krijgen. Op maandag gingen we aan de gang om het gedeelte van de carrosserie waar de stuurkolom en de pedalen zitten weer in vorm te krijgen.Met de krik, hamer en het lasapparaat hadden we aan het einde van de dag de voetenruimte voor de bestuurder en het dasboard weer aardig in vorm en de deur paste weer redelijk in de deuropening.

Dinsdag ging Herman weer verder met het restaureren van de kromme chassisbalk. Ik ontfermde me over de radiateur, die ook flink beschadigd was. We waren al op zoek geweest naar een andere, maar nu het er naar uit zag dat het nog wel een poosje zou gaan duren voordat het chassis weer klaar was had ik wel tijd om met de soldeerbrander aan de gang te gaan. Eerst sloopte ik het meest verwrongen gedeelte van de onderste bak er af en nadat ik het stuk verwrongen koper weer een beetje in de originele vorm gebracht had begon ik vol goede moed de stukken weer in elkaar te solderen.  Ik had me toch wel een beetje verkeken op deze klus, ook omdat mijn soldeerbrander het niet erg lekker deed. Na een dag solderen leek het weer aardig op een radiateur, maar hij was nog wel zo lek als een zeef. De radiateur bleef een klus die ik af en toe weer oppakte als ik er weer eens zin in had. Op woensdag gingen we weer naar Mzuzu want om verder te kunnen hadden we weer wat spullen nodig, vooral laselektroden, want er was nog steeds een hoop laswerk aan de chassisbalk.

Ook onze etensvoorraad was aardig op en in Rumphi was niet zoveel keus in de winkels. Het restaurant gaf ook nog niet veel verbetering en na een paar avonden kip met patat wilden we ook wel weer eens wat anders eten. Ook moesten we onze visa verlengen en daar begonnen we mee. Zoals alles wat met de autoriteiten te maken heeft in Malawi was dit geen enkel probleem. Zonder vragen waarom kregen we zo een stempeltje voor een maand extra verblijf in ons paspoort. Het grootste probleem was het vinden van het immigratie kantoor. Er was gen bordje of tekst op het gebouw te ontdekken. Gelukkig hadden we een goede  routebeschrijving gekregen van de dames van het Matunkha Center. Na ons bezoekje aan het immigratiekantoor gingen we ook nog even langs het verzekeringskantoor, om ook voor Herman’s Jeep een verzekering te halen, het was tenslotte de bedoeling dat die ook weer zou gaan rijden. Na alle administratieve zaken konden we eindelijk aan de boodschappen beginnen. Na een rondje langs de diverse ijzerzaken en de markt waren we weer voorzien van zaagblaadjes, las elektroden enzovoort, dus we konden weer vooruit. Toen we net naar buiten stapten bij een gereedschapszaak, kwamen we een medewerker van het Matunkha center tegen. Hij kon ons vertellen waar een bedrijf zat waar we een nieuwe voorruit konden laten snijden, hij wilde ons er zelfs wel even naartoe brengen. We haalden de houten mal die we gemaakt hadden uit de auto en reden met hem mee. Het was een paar straten verder en toen we bij de zaak aankwamen bedankten we hem en zeiden dat we terug wel zouden lopen. Binnen bij de glashandel werden we direct geholpen. Er werd even gerekend en de ruit moest 6000 kwacha (€35) gaan kosten. Over zo'n prijsje hoefden we natuurlijk niet te twijfelen. We bestelden de ruit en zeiden dat we hem de volgende week wel een keertje op kwamen halen. De eigenaar van de zaak vond dat onzin en zei dat twee uur 's middags de ruit klaar zou zijn. Wij vonden dat natuurlijk ook prima, dus nadat we boodschappen gedaan hadden en nog een uurtje hadden lopen wachten gingen we terug naar de zaak. De ruit was inderdaad klaar en we stopten hem tussen de matras in mijn tent om hem heel naar Rumphi te krijgen. Met een hele Jeep vol boodschappen reden we terug naar Rumphi. De rest van de middag deden we niet veel meer. Het was lekker weer, dus we zaten nog even lekker met een biertje in de zon. We kregen ook nog bezoek van een jongen uit het dorp die wel vaker langs  kwam. Zijn hobby was tekenen en daar probeerde hij ook zijn brood mee te verdienen. Hij had wel eens wat schoolboeken geïllustreerd, maar echt een vetpot was het niet. Het was wel een aardige jongen, hij sprak goed Engels en wilde van alles weten over Nederland. tijdens het praten zat hij ook weer te tekenen en later kwam hij ook nog wel eens langs om een tekening te maken.

We hadden weer boodschappen gedaan, dus we hadden weer eten en konden zelf een maaltje bereiden. De eerste dagen weer eens geen kip met patat dus. De avonden waren nog steeds vrij saai. Na het eten was er eigenlijk niets meer te beleven op de camping. Het was meestal na de koffie dus op tijd naar bed. De rest van de week waren we druk met het restaureren van de linker chassisbalk. Zo langzamerhand laste Herman hem weer verder in elkaar, maar dan trok hij ook weer krom, dus moesten we weer met de krik aan de gang om hem te richten. Daarna kon Herman dan weer verder lassen, Herman was inmiddels wel weer helemaal bijgeschoold in het lassen met elektroden. We hadden gelukkig ons eigen lasapparaatje bij ons, ooit cadeau gekregen van zwager Ben, maar we hadden niet gedacht dat we er ooit nog een hele Jeep opnieuw in elkaar mee zouden lassen. Het laswerk was wel redelijk zwaar voor het lasapparaat, want regelmatig sprak de thermische beveiliging aan, maar zaterdagavond was de chassisbalk toch weer helemaal in elkaar gelast. het leek wel een beetje op een lappendeken, maar met hier en daar een extra plaatje er in was hij weer goed stevig.

 Ik had me de rest van de week bezig gehouden met allerlei andere dingen die ook kapot waren na de klap en zo langzamerhand begon de berg losse onderdelen alweer te slinken. Met een redelijk voldaan gevoel over de afgelopen week konden we dus zondag gaan vieren. Op zondagmorgen werden we door Tim en Ineke, één van de Nederlandse echtparen die op het Matunkha Center werkten uitgenodigd op de koffie. We keken een kerkdienst op TV en we zaten een poosje gezellig te praten over het leven,het geloof  en de problemen waar je tegenaan loopt als je in een land als Malawi probeert ontwikkelingswerk te doen. 's Middags probeerde ik nog wat te repareren aan mijn computer, want hij liep wel erg vaak vast, daarna wandelden we naar het dorp om wat boodschappen te doen. De afstand viel toch wel wat tegen. Met de auto of op de fiets lijkt het niet zover, maar met een boodschappen tas vol spullen was het toch een heel eind. Herman had behoorlijk last van een wondje dat op zijn hiel zat, net op de rand van zijn schoen. De rest van de dag hebben we ons maar rustig gehouden.

Op maandag werd de gerestaureerde chassisbalk weer op zijn plaats gelast. De vorm verschilde toch nog wel wat van de andere er moest dus nog wel het één en ander aan gebogen en open gezaagd en weer gelast worden, maar aan het einde van de dag had de Jeep weer twee chassis balken, de basis was er weer. Maandagavond voelde Herman zich niet zo lekker, dus hij ging op tijd naar bed. Ik probeerde nog wat te internetten, maar mijn computer begon steeds vaker vast te lopen. De reparaties van de vorige dag hadden kennelijk niet erg geholpen. De volgende morgen voelde Herman zich nog steeds niet goed, na het ontbijt probeerde hij nog wel wat te gaan doen, maar dat ging niet echt. Toen hij een uurtje in de schaduw voor de tent gezeten had heb ik hem maar naar bed gestuurd. Ik kon weer heel wat doen, nu de chassisbalk weer op zijn plek zat kon ik de remleidingen, het stuurhuis en de stuurstang en het koppelingsmechanisme weer opknappen en monteren. Aan het einde van de dag begon het chassis alweer aardig vol te hangen met spullen. het viel toen ook al lang niet zo erg meer op dat alles niet helemaal de originele vorm had. Aan het einde van de middag voelde Herman zich weer wat beter. Hij was in ieder geval weer in staat een lekker maaltje te koken. Na het eten ging hij weer op tijd naar bed en ik vermaakte me weer met mijn onwillige computer. het was wel een goed tijdverdrijf, drie emailtjes maken en verzenden kostte de hele avond. De rest van de week werkte Herman ook weer mee. Hij voelde zich weer een stuk beter, alleen zijn been waar het wondje aan zat was nog rood en dik. We dachten dat het wel wondroos zou zijn, maar met een natte zwachtel er omheen was het redelijk te doen en het werd zo langzamerhand ook beter. We schoten lekker op ,de vooras kon er weer onder, de uitlaat werd weer gemonteerd en zo konden we op donderdag de motor voor het eerst weer starten.

Na een scheutje benzine in de carburateur sloeg de motor vlot aan, alles leek naar behoren te werken. Na een paar minuten werd het tikken van de leeggelopen hydraulische klepstoters en de herrie van de stuurbekrachtiging minder en begon alles weer normaal te klinken.  De radiateur lekte nog wel erg hard, dus daar moest nog wat meer aan gesoldeerd worden. We waren wel blij dat alles nog normaal leek te werken. Ter ere van dit positieve resultaat gingen we nog maar weer eens in het restaurant eten. Ook deze keer was er helaas weer geen rundvlees, maar het maaltje kip met patat smaakte na een paar avonden eigen eten weer prima. 's Avonds waaide het zoals bijna altijd weer hard. Zo langzamerhand werden we allebei gestoord van de stormachtige wind die bijna altijd waaide. Soms was een beetje verkoelende wind wel lekker, maar meestal was het alleen maar vervelend dat alles wat lichter was als een kilo direct om of wegwaaide als je het losliet of ergens weglegde. Maar goed het was altijd nog beter als dat het zou regenen, dat deed het gelukkig nooit. Op vrijdag begonnen we aan het uiterlijk van de Jeep te werken. Herman richtte en laste de voorbumper en ik hield me bezig met de grille en het verfrommelde rechter spatbord. Aan het einde van de dag konden we de gerestaureerde spullen monteren en begon Cleopatra zowaar alweer op een Jeep te lijken. Moeders mooiste zou het wel niet meer worden, maar wij waren wel tevreden met het resultaat.

Het was vrijdagavond en we hadden besloten de volgende dag maar niet te gaan werken, maar voor de hopelijk laatste keer in Mzuzu boodschappen te gaan doen. We namen een biertje op het weekend en ook onze vriend de tekenaar kwam nog even langs. Na een gezellig uurtje praten vertrok hij weer. Herman kookte weer een lekker maaltje en de avond zaten we lekker bij de tent. Op zaterdag reden we weer naar Mzuzu, het was weer lekker om weer eens even in mijn Jeep te rijden. In Mzuzu maakten we ons inmiddels gebruikelijke rondje langs de PIN automaat, benzinepomp, PTC supermarkt en de auto onderdelen markt en de gereedschap zaken. Weer helemaal voorzien van spullen reden weer terug naar Rumphi. ’s Middags monteerden we een stoel in de Jeep en stelden de koppeling een beetje af, want we wilden proberen om de Jeep weer van zijn plaats wilde komen. De motor startte vlot en Herman nam plaats achter het stuur. De eerste versnelling koppeling op en ja hoor, Cleopatra kwam vier weken nadat ze van de berg af gestort was weer op eigen kracht van de plaats af. Verder rijden dan vijf meter durfde Herman nog niet, want het terrein liep nogal af en de remmen waren nog niet ontlucht, je kunt tenslotte niet voorzichtig genoeg zijn op die hellingen..  De achteruit deed het ook nog, dus Herman kon zijn Jeep weer in de putjes parkeren die we voor de achterwielen gegraven hadden. In het korte ritje had Herman wel even de lage gearing ook geprobeerd en die werkte ook nog. Zo langzamerhand begon alles weer goed te komen.

 De zondag bleven we op het Matunkha center. We maakten er een rustig dagje van, ook omdat dat beter was voor Herman zijn been, wat overigens wel bijna genezen was. Ik rommelde nog wat aan mijn laptop, die er steeds vaker spontaan mee stopte, maar zonder resultaat. We hadden nog wel plannen om eens een rondje over het terrein te gaan lopen, maar voor we het wisten was de lekkere rustige zondag alweer voorbij en was er alleen maar tijd over voor een biertje bij het restaurant. Op maandag begonnen we aan de vierde week sleutelen op het Matunkha Center, maar het was toch anders als de vorige drie weken. We waren nu echt aan het opbouwen  en het zag er naar uit dat we aan het einde van de week konden vertrekken. Zo langzamerhand waren we klaar met het technische gedeelte en konden we ons met het uiterlijk bezig gaan houden. Op dinsdag monteerden we de voorruit en de motorkap en ik maakte alle verlichting weer in orde en Herman deed de laatste lasklusjes aan het chassis. Toen dat klaar was stond er weer echt een Jeep en was het tijd voor de eerste proefrit. We reden naar het dorp om te tanken en boodschappen te doen.

Alles werkte weer naar behoren, zelfs de radiateur was na de laatste ochtend solderen weer aardig waterdicht. Terug op de camping namen we een biertje op de geslaagde proefrit, precies een maand na die noodlottige middag in het Nyika nationaal park. De rest van de week werkten we verder aan de kampeeruitrusting van Herman’s Jeep. De kap moest weer gerepareerd worden en weer pas gemaakt. Het frame waar de tent op gemonteerd zat moest nog gericht worden en de tent zelf moest ook nog gerepareerd worden, want de onderste plank waar alles aan vast geschroefd zit was ook versplinterd. Herman had het al eerder gekochte stuk multiplex al diverse keren geverfd. Op donderdag ging hij die plaat monteren. Ik nam een dagje vrij voor onderhoud aan mijn eigen Jeep. Er was rechtsachter een veerblad gebroken, waardoor mijn Jeep nogal scheef hing. Op de auto onderdelen markt had ik wat gevonden wat aardig de maat was van het gebroken blad en die ging ik er onder zetten. Op vrijdag schroefden we de laatste spullen die nog in de grote tent lagen ook weer aan de Jeep. Ik mengde van zwarte en rode verf een bruin kleurtje wat nog enigszins leek op de kleur van Herman’s jeep en daar verfde ik de verfrommelde en weer uitgedeukte delen mee. Het resultaat viel helemaal niet tegen. Aan het einde van de dag was de grote tent leeg, alles zat weer aan, op en in de Jeep. Het resultaat was boven ieders verwachting. Op het eerste gezicht zag je niet dat Cleopatra zo erg in elkaar gezeten had.

Als je iets nauwkeuriger keek zag je hier en daar nog wel wat schoonheidsfoutjes. De voorbumper zat nog wat scheef en de motorkap, spatbord en voorruitframe waren nog wel wat verkreukeld. Het belangrijkste was echter dat alles weer goed stevig in elkaar zat. Volgens ons weer goed genoeg voor de 15000 kilometer die we nog ongeveer te gaan hadden naar huis. Het chassis was weer stevig, maar de APK thuis zal wel een probleem worden, dus als er iemand van de clubleden nog een CJ7 chassis ongebruikt op zolder heeft liggen houdt Herman zich aanbevolen. Stuur maar een mailtje. Zo langzamerhand kwam er dus een einde aan bijna een maand hard werken op het Matunkha center. Doordat we zoveel spullen bij ons hadden zijn de kosten erg mee gevallen. In het totaal heeft het opknappen van Cleopatra zo'n driehonderd euro gekost. Doordat we op het Matunkha center zo lekker goedkoop konden leven was september de eerste maand in Afrika dat we binnen onze begroting gebleven waren. Op vrijdagavond aten we voor de laatste keer kip met patat in het restaurant. We betaalden de openstaande rekeningen en namen afscheid van het personeel en de leiding van het Matunkha Center. We konden dus op zaterdag, op  één dag na een maand nadat we aangekomen waren weer vertrekken om onze reis voort te zetten. Op zaterdag morgen ruimden we de laatste spullen op en voor elf uur reden we het terrein af.

Eerst nog even langs de benzine pomp en de supermarkt en toen weer richting het Nyika Nationaal park. We wilden onze reis vervolgen op het punt waar hij een maand geleden afgebroken was. We konden dan ook nog even zoeken naar de motor en relaiskast van de lier, want dat was het enige wat we nog niet gevonden hadden. We reden dezelfde route als de eerste keer, het was weer mooi rijden, maar of het aan de slechte wegen met grote stijgingspercentages lag, of  dat het gewoon dom toeval was, mijn Jeep begon in het park weer slecht te lopen door problemen met de brandstof toevoer. Op zaterdag middag op de camping was Herman dus heel tevreden, omdat zijn Jeep het tot zover op een paar kleine olie lekkages na prima gedaan had en ik zat te balen dat de problemen met de brandstoftoevoer waar ik de hele maand geen last van gehad had weer terug waren. We waren deze keer de enige gasten op de camping, dus deze keer geen ander gezelschap bij het kampvuur, wat weer nodig was vanwege de kou op de grote hoogte.

We praatten samen nog wat na over wat er de afgelopen weken allemaal gebeurt was en we maakten plannen voor de komende dagen. We hoopten woensdag de grens van Tanzania over te gaan, dan konden we voor het volgende weekend nog proberen in Dar es Salaam naar de ambassade van Soedan te gaan voor de visa. De volgende morgen vertrokken we naar ”de plek des onheils”. Al gauw begon mijn Jeep weer kuren te krijgen. Deze keer was het niet te weinig benzine, maar veel te veel. Aan alle kanten liep het de carburateur uit. Kennelijk was de druk van de benzine pomp te hoog, zodat de benzine door de afsluiter in de carburateur heen geperst werd. Ik schroefde weer een ander afsluitertje in de carburateur, maar dat hielp ook niet. Ik moest dus toch de benzine pomp er af sleutelen. Ik zei tegen Herman dat hij maar beter door kon rijden om te gaan zoeken en dat ik dan later wel achter hem aan zou komen. Zo gezegd zo gedaan, Herman reed verder en ik ging sleutelen aan de benzine pomp. Aan de benzine pomp mankeerde op het eerste gezicht niets, maar om hem er zo maar weer op te zetten vond ik geen oplossing. Ik dacht opeens aan de benzine pomp die ik in Zuid-Afrika gekregen had. Ik zocht het apparaat op en het bleek dat hij nog aardig paste op de bestaande bevestigingsbeugel ook. Ik schroefde die pomp er dus maar op, ruimde alle spullen weer op en ging weer op weg. De eerste kilometers leken perfect, maar toen werd het wat meer klimmen en het leek dat de motor dan te weinig benzine kreeg. Weer wat aan de carburateur gesleuteld en weer proberen. Weer de eerste kilometers prima, maar na een poosje weer te weinig benzine. Zo tobde ik door, steeds weer wat  proberen en weer rijden. Uiteindelijk toen ik bij de plek van het ongeluk was leek het aardig te werken. Herman was net zover dat hij terug ging rijden. Hij was heel tevreden, want zijn  Jeep had het op de zware route goed uitgehouden en hij had de onderdelen van de lier ook nog gevonden. Ik was iets minder blij, maar na een kopje koffie begonnen we toch maar weer aan de terugtocht. We verbaasden ons er over hoe we het toen voor elkaar gekregen hadden om Herman’s Jeep over deze route terug te slepen. Zelfs met alleen een Jeep zonder iets erachter was het al behoorlijk zwaar. Mijn Jeep begon ook weer steeds meer kuren te krijgen en op het laatst kon ik steeds maar tien meter rijden, dan moest ik weer wachten tot er wat benzine opgepompt was en kon ik weer tien meter. De andere benzine pomp was dus ook geen succes, dus we stopten maar weer en ik ging de originele benzine pomp maar weer monteren. Met de originele pomp liep mijn Jeep weer goed, waarom weet ik niet, maar we konden in ieder geval weer verder. Het was inmiddels te laat geworden om het park nog uit te gaan, dus we gingen nog maar een nachtje naar de camping.

 Bij het kampvuur praatten we na over de dag, die weer niet de lekkere ontspannen zondag geworden was die we gehoopt hadden. Het Nyika park zal wel een zwarte bladzij in onze reis blijven. Op maandag vertrokken we dus echt weer voor het vervolg van de reis. We verlieten het park via de noordelijke uitgang en reden via een prachtige route naar de kustplaats Karonga aan het Malawi meer. De Jeeps deden het redelijk, meer dan tweehonderd zware kilometers, met steile hellingen en slechte wegen. Een paar keer een haperende brandstofpomp, maar daar was verder goed mee te leven. Aan het einde van de middag kwamen we in Karonga aan, we vonden een camping en genoten nog een paar uur van de warmte, want we zaten nu weer laag en de temperatuur was eindelijk weer eens de hele avond lekker.

De volgende morgen rommelden we eerst nog wat aan de Jeeps. Herman stelde de koppeling iets anders af, want het pedaal zat wat hoger als vroeger en ik veranderde nog wat aan de benzine pomp. Om elf uur vertrokken we richting Tanzania. Eerst nog even vol tanken en boodschappen doen en toen naar de grens. Aan de Malawi kant alles weer even gemoedelijk als altijd. In een paar boeken auto gegevens inschrijven, uit stempeltje in het paspoort en een uit stempel in het carnet en klaar. De poort werd voor ons open gedaan en we konden naar Tanzania. Ook daar alles weer probleemloos en gemoedelijk. Het was alleen wel een stuk duurder dan Malawi. Eerst 48 dollar verzekering per auto. Toen nog 50 dollar wegenbelasting en toen ook nog 50 dollar per persoon voor het visum, even 200 euro aftikken dus om het land in te kunnen. Zoals gezegd verder alles gemoedelijk en goed geregeld, dus al gauw konden we Tanzania in rijden. Bij de eerste koffiestop zetten we de klok een uurtje vooruit en we besloten om bij de eerste camping die we zagen te stoppen. Na een kilometer of veertig in Tanzania, over heerlijk gladde asfaltweg, zagen we een camping bordje.

Over zeven kilometer zou er in het zijpad een camping moeten zijn. We sloegen af het onverharde paadje in. Het was een enorme stof bende. De Jeeps waren lekker schoon gewaaid door de snelle asfalt rit, maar na dit laatste stukje onverhard zaten ze weer net zo dik onder het stof als de vorige dagen. Verderop waren er nergens camping bordjes meer te bekennen, maar na een paar keer vragen vonden we iets wat op een kampeerveldje leek. Er liepen allerlei mensen, maar niemand schonk aandacht aan ons. Toen we een beetje aan het rondwandelden waren op zoek naar de receptie en kwam er een man naar ons toe. Hij vertelde dat dit inderdaad de camping was en dat moeder straks wel zou komen om de zaken te regelen. We namen dus maar vast een biertje bij de Jeeps. Toen we een poosje zaten kwam moeder inderdaad om de kosten te innen en de toiletten aan te wijzen. Het was allemaal niet bijzonder, maar wij waren al lang blij dat we een plekje hadden waar we een rustig avondje konden hebben.

De volgende morgen reden we het stofweggetje naar de hoofdweg weer en gingen verder richting Dar es Salaam. De weg was prima, alleen de verkeersdrempels in de dorpjes waren een ramp.. Vier of vijf bulten in het asfalt die precies verkeerd geplaatst waren voor de wielbasis van onze jeep. Herman had de eerste niet in de gaten en denderde er op volle snelheid overheen. Het resultaat een enorme stofwolk en een gebroken schroef (hulp)veer bij de achteras, gelukkig bleef de veer aardig op zijn plaats zitten en konden we doorrijden. Door de goede weg schoten we lekker op en zo kwamen we op het einde van de middag in Iringa aan. Bij Iringa zou een camping moeten zijn, de camping lag volgens de Lonely Planet 13 kilometer van de stad, helaas stond er niet bij vermeld in welke richting. We kozen natuurlijk eerst de verkeerde kant, zodat het toch nog weer bijna donker was toen we op de camping aankwamen. De Riverside campsite was simpel, maar verder prima in orde, met warme douches, toiletten barbecue plaatsen en brandhout. We konden zelfs een koud biertje krijgen, dus zo we maakten voor het eerst kennis met de Tanzaniaanse bieren.

Tijdens het biertje hadden we wat woorden over het tempo waarmee we door Tanzania reden. We hadden ooit eens gezegd dat we voor het weekend in Dar es Salaam wilden zijn om naar de ambassade van Soedan te gaan. Ik was het doorjakkeren al gauw zat en daar zat ik wat over te mopperen. We besloten om de plannen maar te wijzigen en toch maar maandag naar de ambassade te gaan. We hadden dan opeens een paar dagen meer en konden het lekker rustig aan doen.  Door de nieuwe planning hadden we nu de tijd om nog een tussenstop te maken bij het Mikuni nationaal park. Voordat we die kant op gingen reden we eerst nog terug naar Iringa, om te Pinnen en te tanken. Een supermarkt vonden we niet, dus we konden geen boodschappen doen. Het was een lekkere rit die dag, goede wegen, lekker weer en veel te zien onderweg. Bossen vol met baobab's, veel verkoopstalletjes langs de weg, mensen met handkarren vol hout of stenen waarmee ze dan bergop moesten zeulen en zelfs een bananen verkoper die onder het langzaam bergop rijden zijn waar aan de chauffeur probeerde te verkopen.

 Al vroeg in de middag kwamen we bij Mikuni aan. Bij het eerste campingbord stopten we en konden we een plaatsje krijgen op de binnenplaats tussen de huurhuisjes. We boekten direct maar voor twee nachten, want we wilden de volgende dag met één auto naar het park, om nu toch eindelijk eens die leeuwen te gaan spotten. Er was een gezellige drukte op het complex en ’s avonds konden we voor weinig een heerlijke pepersteak eten in het restaurant, dat was een hele tijd geleden. De volgende morgen sliepen we toch eerst maar uit en ontbijtten op ons gemak voordat we naar het park vertrokken. Hoewel het voor het spotten van leeuwen beter zou zijn om vroeger weg te gaan vonden we een lekker rustig begin van de dag toch prettiger. Ongeveer twee kilometer van onze camping begon het park al, maar de toegangspoort was nog twintig kilometer verder. Op de hoofdweg naar de poort zagen we al zebra’s, giraffes, buffels en diverse antilopen. Het zag er dus veelbelovend uit. Toen we bij de poort kwamen maakten we kennis met de tarieven voor de nationale parken in Tanzania. We hadden al gehoord dat het duur zou zijn, maar dit park zou volgens de Lonely Planet nog redelijk geprijsd zijn. Bij de poort moesten we 80 dollar betalen, 20 per persoon en 40 voor de auto. We vonden dat veel te duur en zijn weer omgekeerd. Op de weg terug hebben we langzaam gereden en lekker vanaf de hoofdweg naar de beesten zitten kijken. De volgende dag moesten we dezelfde weg weer rijden en hadden we dus nog een kans 

We waren weer vroeg terug in het dorp en besloten maar een internet café op te zoeken, om zo de tijd te vullen en om weer eens te zien hoe de situatie thuis was na een weekje met weinig contact. We vonden een internet computer op een ontwikkelingscomplex. Toen we door de bewaking heen waren en nog een kwartiertje moesten wachten totdat er er een computer vrij kwam konden we aan de slag. De verbinding was jammer genoeg alleen zo traag dat er eigenlijk niet mee te werken was. Na een uur hadden we alleen de email gecontroleerd en de uitslag van de laatste wedstrijd van WDS opgezocht. We hebben het daar toen maar bij gelaten en zijn terug gegaan naar de camping. Op de camping hadden we dus nog een middagje de tijd om wat te rommelen. Het herstellen van de stickers en de landen namen op Herman’s deur was een mooi klusje voor zo’n plotselinge vrije middag.

 ’s Avonds gingen we weer eten in het restaurant, we namen maar weer een pepersteak, want waarom zou je wat anders nemen als het zo lekker was de vorige avond. Na het eten nog een biertje bij de Jeeps en toen weer naar bed. De volgende morgen waren we alweer op tijd op weg. Het reed weer prima en op de weg door het park stonden opeens een paar auto’s met toeristen met alarmlichten aan te kijken. Er moest wat te zien zijn en in de eerste keer voorbij rijden meende ik een leeuw te zien. Toen wij ook gestopt waren en aangesloten waren in het rijtje kon ik de leeuw niet echt meer herkennen. Er lag wel iets tussen de struiken wat een leeuw zou kunnen zijn, maar als dat zo was zat er zo te zien weinig leven meer in. Zelfs op de foto met telelens is het moeilijk te zien of het echt een leeuw is. We hebben maar niet afgewacht of het beest weer ging bewegen en zijn weer door gereden.

Op de weg door het park zagen we ook nog een kudde buffels, grote aantallen olifanten, giraffes en zebra's. Niet slecht dus voor een gratis ritje door een nationaal park. Tijdens de rit naar Dar es Salaam begon het ook nog even te regenen, niet erg veel, maar wel net toen we koffie stonden te drinken, dus wel erg vervelend. Rond een uur of drie reden we Dar es Salaam binnen. Ik had een plattegrond van de stad in de computer gezet, dus zonder moeite reden we naar de straat waar de ambassade van Soedan moest zijn. We wilden even precies weten waar die zat, zodat we de volgende maandag vroeg op de stoep konden staan. We vonden de ambassade niet direct, maar met wat hulp van bewaking personeel van de Japanse ambassade kwamen we er toch, het was alleen wel een flinke wandeling, kennelijk waren ze verhuisd. Na deze wandeling reden we naar de veerboot die naar de overkant van de haven vaart. Aan de zuidkant van de stad zaten volgens de Lonely Planet de mooiste stranden met de beste campings. We werden nog aangehouden door de politie, we moesten diep in de berm gaan staan en uit de auto's komen. Het was kennelijk meer uit nieuwsgierigheid dat we aangehouden werden, want we hadden niets fout gedaan. Nadat we allebei ons rijbewijs hadden laten zien konden we weer gaan. Bij de veerboot stond een flinke rij en uiteindelijk duurde het nog twee uur voordat we aan de overkant waren.

In het donker moesten we dus de Kipepeo beach camping zoeken die in de Lonely planet beschreven stond. Op de camping aangekomen oogde het direct al gezellig. Veel overland trucks vol met toeristen, ook veel Nederlanders. Een gezellig barretje en een mooi strand. We hadden geen boodschappen kunnen doen, dus voor de biertjes, de avond maaltijd en het ontbijt de volgende morgen waren we afhankelijk van het restaurant en de bar. De prijzen waren gelukkig heel schappelijk, dus het was geen te grote aanslag op het budget. Na een lekker zaterdag avondje hielden we een rustige zondag. 's Morgens liepen we nog even naar de hoofdweg waar we een winkeltje vonden waar we brood en ingrediënten voor het avond eten konden kopen. De rest van de dag brachten we door met op het terras zitten, computeren,  lezen en praten over Jeeps en Landrovers met onze enthousiaste Zuid-Afrikaanse buurman, die al vier jaar met zijn 1957 Landrover door Afrika aan het reizen was.

Voor het weekend was het een prima plekje en de kans zat er in dat we nog een poosje moesten blijven ook. De volgende week zouden we gaan proberen om de Visa voor Soedan te gaan bemachtigen, volgens zeggen de moeilijkste van de landen die we nog te gaan hadden. Daarover meer in het volgende verslag.

 

.